zondag 25 november 2012

Daan bezorgt hoofdpiet een lachbui


Rune en Daan gingen vandaag, in Brussel, bij de Sint op bezoek.
Dat ging uiteraard gepaard met een persoonlijke babbel en het uitdelen van cadeautjes.
Sinterklaas zong uitgebreid de lof van Daan.
'Ik weet dat je jezelf hebt leren lezen, Daan, dat is echt wel sterk. Maar,...', zei de Sint, 'leren fietsen, dat is niet echt jouw ding, heb ik begrepen.'
Waarop Daan, ijzig kalm, met zijn ogen draaide en een gezicht trok waarop te lezen stond: 'Mama en papa doen al niets anders dan daarover zagen, over dat fietsen, ga jij nu ook beginnen ?'
En dan... een ellenlange 'pffffffffft'.
De hoofdpiet, die hield het niet langer uit, draaide zich om en stond enkele minuten lang na te schokken van het lachen.

donderdag 5 juli 2012

Giovanni: 'Beethoven'

Naar de bibliotheek gaan met de kinderen, het is en blijft een wederwaardigheid. Zelfs na zovele keren is het nog steeds of de poort van de grot van Ali Baba voor hen open gaat.
Ook vandaag.
Kinderboekjes, eerste lezer-boekjes, de DVD-afdeling: we deden onze gebruikelijke ronde. En de prille wetenschapsboekjes, uiteraard: over Koala's, planten, vreemde insecten, de uitgestorven dino's, Egyptenaren en Grieken, het verdwenen Atlantis.
'Als Atlantis op de bodem van de zee ligt, papa, kan het niet zo moeilijk zijn om dat te vinden', vond Rune. 'Koop gewoon zwemvliezen en een snorkel.'
Ik had het zo nog niet bekeken, moet ik toegeven.


Nadat ze hun rugzakjes hadden gevuld, wou ik toch nog even naar boven om voor mezelf een aantal cd'tjes uit te kiezen.
Amper boven begon Rune me raad te geven.
- 'Beet-ho-ven !' Rune is een vrij prille lezer.
- 'Papa, deze van Beethoven moet je zeker meenemen, Beethoven is mooi. Ik ken dat van de 'Kleine Einsteins' (Kleine Einsteins is een Disney-programma op Ketnet.)
- 'Mooi is dat zeker', zeg ik, 'maar ik heb de symfonieën van Beethoven allemaal thuis. Ik zou liever iets meenemen dat ik nog niet ken.'
- 'Nee, papa. Beethoven moet je meenemen. Als jij het niet doet, neem ik die cd's voor mezelf mee.'
- 'Okee, dan.'

Aangekomen op de Grote Kaai, bij de wagen, klampte Rune me aan.
- 'Papa, in de auto ga je toch Beethoven opzetten, hé ?'
Enfin, ik deed dat.

Hallo ! Ik wist niet wat ik hoorde. Ik kende heel wat versies en was helemaal weg van de uitvoeringen door Frans Brüggen en zijn Orkest van de achttiende eeuw. Maar Jos Van Immerseel en Anima Eterna sloegen me met verstomming. Op deze manier had ik Beethovens symfonieën nog niet gehoord.

Blij dat ik was dat ik naar mijn zoon geluisterd had.
De poort opende zich.
Sesam, weet je wel ?

zaterdag 24 maart 2012

Giovanni: Philippe Robrecht stelt cd Eiland voor: 'Zwerver onderweg'

Een universum vatten in drie minuten, dat is wat de beste liedjes doen.
Philippe Robrecht slaagt erin op zijn nieuwste cd ‘Eiland’, die hij samen met Gavin Ralston in Ierland opnam en gisteren in de Lokerse Jazzklub voorstelde.

Een wereld balt Philippe in drie minuten. Een denkwereld, wel te verstaan.
Zelden manifesteren de liedjes zich – op ‘Parels’ na – als filmische tafereeltjes. De liedjes van Philippe zijn fijngeslepen afgeronde denkminiatuurtjes, de luisteraar komt in het hoofd van de zanger terecht waar hij getuige is van telkens weer een andere - weliswaar uitgezongen - monologue intérieure.

Over hoe eenvoudig onze doortocht hier kan zijn, bijvoorbeeld. Over begin en einde, over nieuw leven en de dood. Philippe maakt de cirkel rond. Tussen het begin en het einde zoeken we, zijn we onderweg, varen we, al dan niet met de wind in de zeilen. We trotseren stormen, we komen tot rust tijdens windstiltes. En ankers bieden houvast, of niet.
‘Een zwerver onderweg’, zo noemt hij het zelf.

En niet te vergeten, de wijn doet dienst als metafoor voor het leven. ‘Ik drink graag het volle vat.’

Philippe richt zich tot de mensen die zijn pad kruisen, in zijn geval de mensen naar wie hij steeds en graag terugkeert. (Dat die mensen ook met genoegen weerkeren bewees de tjokvolle Jazzklub vrijdagavond.)

Muzikaal heeft Philippe Robrecht de liedjes uitgepuurd. Op een drumshuffle in ‘Gaan we door’ na, hoor je twee mannen en hun gitaar. Wat Ralston, dikwijls in al zijn eenvoud, uit zijn elektrische gitaar tovert is adembenemend mooi. Hij maakt een mooie ronde klank, laat de muzikale zin open en toe gaan. ‘Maakt het wat uit’ is in dit opzicht de perfecte opener van de plaat. Verrukkelijk walsje ! En wat een mooie zin staat daarin: ‘Nu kom ik thuis, zet de soep maar op tafel / ik heb lang geen soep meer gehad’.

Philippe moet op akoestische gitaar niet onderdoen. Ravissant hoe hij in ‘Oude liefde roest niet’ en ‘Grafschrift’ de liedjes een ritmische stuwingskracht meegeeft. Ritme, ja, en veel, maar nooit een banale beat. Integendeel. Deze liedjes leven, ze ademen.

Uit eerder werk weten we dat Philippe in staat is mooie melodieën te maken, dat doet hij ook op deze cd. Voor ‘ ‘k Geef je’ leende hij een melodie van Fernando Lameirinhas. Een prachtige keuze, want mooier worden ze nauwelijks gemaakt. De tekst en muziek vormen ook hier een perfect samenspel. Het resulteert in een beklijvend lied.

Dat Philippe een klassebak is wisten we al. Deze cd bewijst dat nog maar eens.
Volgens mij moet het beste nog komen.
Wat zei je gisteren, Philippe ? Op je retour ?
Dag, Jan !

Philippe Robrecht, Eiland, uitgegeven bij Hans Kusters Music

donderdag 8 maart 2012

Giovanni: 'Van de hersenen naar het papier, zonder omwegen'

Ik keek er al sinds de opening van het nieuwe museum in september 2011 naar uit: het Museum der letteren en manuscripten zou me vlug mogen verwachten. Sinds ik voor mijn licentiaatsthesis uren en dagen mocht doorbrengen in de bibliotheek van het Luikse conservatorium heb ik een bijzondere voorliefde voor historische handschriften en manuscripten ontwikkeld. Uiteindelijk heeft het iets langer geduurd dan aanvankelijk gepland maar vandaag nam ik reikhalzend de trein richting Brusselse Koningsgalerij.

Het Museum in Brussel is in feite de jongere broer van het Museum der letteren en manuscripten van Parijs, dat in 2004 ingehuldigd werd in de heel discrete Rue de Nesle te Parijs, alvorens zich in april 2010 aan de Boulevard Saint-Germain, in het hart van het Franse literaire leven, te vestigen. Beide musea gaan uit van een privé-initiatief.

Ik wist niet goed waaraan me te verwachten, dat maakte het nog leuker. 'Er is niets mooiers dan een sleutel zolang men niet weet waarop hij past.' Het zijn woorden van Maurice Maeterlinck, onze enige nobelprijswinnaar Literatuur. Aan hem was een tijdelijke tentoonstelling gewijd. We kunnen het in ons computertijdperk, stelde ik vast, als delete- en backspacegeneratie nog nauwelijks voorstellen, dat een boek ooit volledig met de hand in een schrift werd neergepend.

De afdeling gewijd aan de Verlichting trok gauw mijn aandacht met brieven van Rousseau en Voltaire, grote lichten waarvoor ik een boontje heb. In de museumshop kon ik het niet nalaten om naast de cataloog van de permanente tentoonstelling een facsimile van Rousseau's autografie Sur la mort te kopen.

Om kort te gaan, de collectie is indrukwekkend: Rousseau, Voltaire, Brel, Magritte, Newton, Freud, Einstein, Mozart, Beethoven, Monet, Ensor, Rodin, Hemingway, Proust, Zola, Hugo, Louis XIV, Keizer Karel, Darwin,... Via hun schrijfsels, rechtstreeks van hun hersenen naar het papier, zonder omwegen, krijg je een intieme kijk op hun leven, hun denken, een bevoorrecht inzicht in hun werk of een gepriviligieerde blik achter de schermen van een staatsapparaat.

De tentoongestelde manuscripten en brieven doen er ook steeds inhoudelijk toe. Ze zijn niet enkel van belang omwille van wie ze schreef. In de brief van luchtvaartpionier Pierre de Montgolfier verhaalt de schrijver bijvoorbeeld over een mislukt experiment met een luchtballon. Mozart schrijft zijn vriend Geoffroy de Jacquin dat hij net het overlijden van zijn vader heeft vernomen en zich ellendig voelt. Opmerkelijk is hoe Freud in een brief aan een vriend-wetenschapper meldt dat - hoe hij ook probeert - hij er maar niet in slaagt om de relativiteitstheorie te begrijpen.

Uiteraard lieten ook de bevlogen handgeschreven partituren van Mozart, Beethoven, Schumann en Meyerbeer een diepe indruk op me na, alsook de brieven van Stravinsky, Rossini, Berlioz, Liszt en Wagner. Naar de notitieboekjes waarin Brel zijn liedteksten neerschreef staarde ik minutenlang. En maar schrappen, verfijnen, verbeteren en polijsten, le grand Jacques.

Leuk is hoe dergelijke schrijfsels vaak geïllustreerd worden: kunstenaars zoals Toulouse-Lautrec, Rops, Delvaux en Alechinsky laten tussen de tekst door hun tekentalent de vrije loop. Ook Hugo Claus doet dat, een beetje krabbelgewijs. Geestig ook dat het museum een onverfilmd script bezit - in het handschrift van Claus - voor, jawel, een Emmanuelle-film.

Ja, ik kan blijven vertellen.
Maar ik ga dat niet doen. U moet gaan kijken !

Oh ja, misschien toch nog dit. Het museum bezit handgeschreven gedichten van Verlaine. In De Morgen las ik er deze anekdote over: 'Niet toevallig geven juist de Sint-Hubertusgalerijen onderdak aan dit splinternieuwe museum. Het was immers in deze overdekte galerijen dat verbannen schrijvers als Hugo, Dumas en Baudelaire kwamen discuteren over politiek. En het was ook hier dat een dronken Paul Verlaine een revolver kocht, waarmee hij dezelfde dag Arthur Rimbaud neerschoot...'

zaterdag 14 januari 2012

Giovanni: 'Sigaretje'

Vijftien jaar geleden, dag op dag, reed ik 's ochtends naar mijn werk in het verre West-Vlaanderen. Het doet verder niets ter zake maar ik gaf er toen Muzikale Opvoeding en Esthetica aan een middelbare school.

Ter hoogte van Nevele ging het mis. Mijn auto - 't is te zeggen, de witte Opel Kadett van mijn ouders - ging aan het slippen. IJzelplekken. Even voordien had het er plaatselijk geregend en die regen was aangevroren. Zonder overdrijven: de Kadett draaide ettelijke keren rond als een tol, botste tegen de middenberm aan en werd terug naar het meest rechtse rijvak geslingerd. Daar kwam hij tot stilstand. Met de neus in de richting van de middenberm wijzend.

Een BMW kwam in mijn richting aangereden. Ik zag het gebeuren vanuit mijn zijraampje. Op dat moment gaat er vanalles door je heen, clichés die u kent uit kranteninterviews en televisiemagazines. Ik ga u er niet mee vervelen.
Maar, terug naar het verhaal: de BMW probeerde me te ontwijken en slaagde daar niet helemaal in. Hij gaf me vooraan een ferme tik en ik belandde in de gracht. De BMW ook.

Ik bleef in de wagen zitten. Waarschijnlijk iets foeterend als 'Het jaar is goed begonnen.'
De bestuurder van de BMW was intussen uit zijn auto gekropen en kwam op me afgelopen.
Hij tikte op mijn ruit.
Met een klein hartje probeerde ik die - zo goed en zo kwaad als het ging want de auto was volledig naar de vaantjes - open te draaien.
Ik verwachtte me aan een oplawaai. 'Dommerik, dwaze kloot, hebt ge geen ogen in uwe kop ? Zie wat ge hebt aangericht.' Zoiets. Daar verwachtte ik me aan.

Niets van dit alles.
'Mijnheer, moet ge geen sigaretje hebben ?', zei hij. 'Ik kan er alleszins eentje gebruiken.'
Zo zat ik op een koude januari-ochtend in de berm van een Nevelse beek, hoewel niet-roker, een sigaretje te roken. En deugd dat dat deed.

Ondertussen - zag ik achteraf vanuit de takelwagen - werd er nog duchtig voortgeslipt.
De takeldiensten hadden hun handen vol, die ochtend.

Elke keer als we in de richting van de kust rijden, weet ik de plek nog steeds exact aan te duiden.
'Kijk', zeg ik dan meestal, 'daar, in die gracht, heeft papa ooit eens een sigaretje gerookt.'