dinsdag 30 juli 2013

Giovanni: 'Doordrammen aan windkracht 12'

De voorbije weken leerde ik Redmond O'Hanlon kennen. Althans: het werk van de Britse schrijver, de vogelkenner, de avonturier met de enorme witte bakkebaarden. Hij liet ze als student groeien om te lijken op Thomas Henry Huxley, de Engelse bioloog die zo moedig was om tegen de heersende moraal in - we hebben het over de negentiende eeuw - een lans te breken voor Darwin en diens evolutietheorie. Ondertussen is O'Hanlon 66, en hij heeft ze nog, de bakkebaarden. Van een statement gesproken.

Rudi Rotthier interviewde O'Hanlon uitgebreid in zijn geboortestreek, zuid-Engeland. Dat resulteerde in het boek 'Over God, Darwin en natuur' (in het Engels verschenen als 'The Fetish Room'), een ideale kennismaking met de kleurrijke (een understatement) en buitengewoon boeiende man. Het boek smaakte naar meer, dus bestelde ik enkele van zijn eigen boeken. Het eerste dat ik las was 'Storm', een Nederlandse vertaling van 'Trawler'. Daarin reist O'Hanlon mee met trawlervissers op de noordelijke Atlantische oceaan, tijdens een orkaan.

Het reisverslag is even meeslepend, hilarisch als leerrijk. Tussen de ruwe dialogen van de bemanning door weet je meteen hoe het eraan toegaat op een vissersboot. Vloeken en stopwoorden scheren ijlings langs je heen. Aye! Maar, je steekt wat op. Niet in het minst omdat Luke aan boord is, een maritieme wetenschapper die de vissen van de diepzee bestudeert, 'een wereld waarvan we nog niets afweten.' Over elke soort, over elk monster dat wordt opgevist - men vist tot op bijna een kilometer diepte - weet hij een boeiend al dan niet evolutionair verhaal op te hangen. Wie denkt dat dat in een academisch jargon gebeurt, slaat de bal behoorlijk mis. De extreme omstandigheden, stormwinden in combinatie met een enorm gebrek aan slaap, drijven O'Hanlon, verteerd door angst, tot de grens van de waanzin. Dat spreekt. Dat uit zich ook in de taal. En in die zin is het boek ook sociologisch interessant: hoe interageren mensen in dergelijke extreme omstandigheden ? O'Hanlon beschrijft het gestage raaskallen, het van de hak op de tak springen, de eindeloze zijsprongen nauwgezet en draaft zelf behoorlijk door. Wanneer hij op evolutionaire gronden de ideale vrouw voor alfamannetje Luke probeert te definiëren, bijvoorbeeld. 'Bezopen', werpt Luke meermaals tussen. (Of Luke achteraf op aanraden van O'Hanlon ook effectief naar een 'wijkverpleegster' op zoek is gegaan, komen we jammer genoeg niet te weten.)

Dit reisboek is heel anders dan de overigens uitstekende reisliteratuur van Cees Nooteboom die ik in het verleden verslond: doorleefd, midden in de actie. Op mijn leeslijstje heb ik nog andere werken van O'Hanlon aangeduid: 'Naar het hart van Borneo' (in de jungle op speurtocht naar de witte neushoorn), 'Congo' (waarin hij vergeefs op zoek gaat naar de laatste volgens de overlevering nog overlevende dinosaurussen) en 'Tussen Orinoco en Amazone'. Stuk voor stuk zijn het verhalen van een avonturier-ontdekkingsreiziger die naar eigen zeggen liever in de negentiende eeuw was geboren, een periode waarin de mensheid op het gebied van kennis een enorme sprong voorwaarts maakte dankzij wetenschappers, pioniers en avonturiers die toen de hele wereld afreisden.