zondag 20 oktober 2019

'Minstens enige deining in de kosmos'

Kort woordje 

na het hommageconcert 'Gabriël Verschraegen' 
en overhandiging van het eerste exemplaar van 
'Gabriël Verschraegen in zes getuigenissen' 
aan de weduwe Verschraegen.


Als ik kosmisch denk, zei Gabriël Verschraegen, dan ben ik me bewust van de relativiteit van mijn werk en dat ik als individu nul komma nul ben. De uitspraak typeert de bescheidenheid van Verschraegen. Maar deze avond, dames en heren, en uw talrijke aanwezigheid bewijzen dat Gabriël Verschraegen minstens enige deining in de kosmische straling heeft veroorzaakt en dat tot op vandaag nog steeds doet.

Ikzelf heb Gabriël Verschraegen niet persoonlijk gekend. Ik was amper zeven toen hij overleed. Maar, de voorbije weken en maanden had ik in het kader van deze publicatie het genoegen om met zes vooraanstaande getuigen te praten die hem van dichtbij gekend hebben, als zoon, als leerling, omdat hun talent door hem werd ontdekt, ze zijn werk uitvoerden of uitgaven, of hem in één van zijn functies opvolgden.
Ik moet zeggen, ik heb me hierbij enorm geamuseerd. De begeestering waarmee zij stuk voor stuk – ik noem hen even op, zoon Dirk Verschraegen, Marc Behiels, Dirk De Caluwe, Edward De Geest, Jo Van Eetvelde en Luk Bastiaens - over Gabriël Verschraegen vertelden en hun persoonlijke verhalen opdisten, werkte aanstekelijk. Net als hun welwillendheid. Ze infecteerden me met het Verschraegen-virus en samen schetsten ze een caleidoscopisch beeld van hem. Gaandeweg leerde ik de organist, de componist, de pedagoog, de ‘grote’ mens Verschraegen beter kennen: een intellectueel, een minzame man van vlees en bloed mét tonnen charisma, een strenge maar om zijn leerlingen bekommerde leraar, in zijn uitspraken steeds rechtuit, zonder omwegen. Ik denk dat ik het goed met hem zou kunnen vinden hebben. Zoiets, een groeiende verbondenheid met het onderwerp, hielp enorm bij het schrijven.

Nu kan ik alleen maar hopen dat jullie, tijdens het lezen, er minstens evenveel behagen in mogen vinden als ik tijdens het interviewen en schrijven.

Uiteraard hou ik eraan het eerste exemplaar cadeau te doen aan de dame die hem het beste heeft gekend, mevrouw Verschraegen, Maria Verniers.

Giovanni

De publicatie 'Gabriël Verschraegen in zes getuigenissen' is verkrijgbaar in het Infopunt Toerisme, Markt 2 en het Stadsmuseum, Markt 15 a, beiden te Lokeren.


donderdag 3 oktober 2019

'Gabriël Verschraegen, een hommage en een publicatie'

Gabriël Verschraegen (1919 – 1981), groot orgelcomponist met Lokerse roots, werd honderd jaar geleden geboren. Stad Lokeren werkte daarom een huldejaar uit dat wordt afgerond met een orgelrecital, en een publicatie.

-- Lees eerder: 'Een componist moet iets te vertellen hebben' --


Het orgel is een indrukwekkend instrument dat je op je adem kan nemen, bespeeld in de grote en hoge ruimte van een kerk, op de tonen van een componist als Verschraegen. Virtuoos, groots en spetterend. Of duister, kosmisch en mysterieus.
Tijdens het concert spelen organisten van verschillende generaties in zijn volle glorie hun keuze uit zijn rijke repertoire. Verschraegen, geboren in Doorslaar in 1919, was een vooraanstaand organist. Hij gaf vele concerten in binnen- en buitenland en deed talrijke LP-opnames. Hij was ook actief als muziekpedagoog. Hij was eerst directeur van de Lokerse Academie voor Muziek en Woord, en daarna directeur van het Gentse Conservatorium.  Als componist scheerde hij hoge toppen. In 2018 belandden zijn Drie Vlaamse Dansen in Klara’s top 100, tussen de meesterwerken van Bach, Mozart, Pergolesi en Beethoven. Een dergelijk groot Lokers talent, daar hoort een feestelijke herdenking bij.
Met organisten Edward De Geest, Jo Van Eetvelde, Jenny Stoop, Kristien Heirman en Nicolas De Troyer. Presentatie: Nicole Van Opstal (Klara).  

Zaterdag 19 oktober 2019, 20u15 / Sint-Laurentiuskerk, Markt 46, Lokeren. Tickets: 14 – 13 (65+) - 10 (VP) – 8  (-26) euro, inclusief drankje in Cultuurcafé. Tickets te koop via www.lokeren.be/cultuur of aan de balie van CC Lokeren, Kerkplein 5. Info: CC Lokeren, 09 340 50 56.


Zes getuigenissen
Toen in 2018 de eerste plannen voor een herdenkingsjaar rond de honderdste verjaardag van Gabriël Verschraegen werden gesmeed, borrelde het idee op om een publicatie op te hangen aan gesprekken met vooraanstaande getuigen die de kunstenaar van dichtbij gekend hebben, als zoon, als leerling, omdat hun talent door hem werd ontdekt, ze zijn werk uitvoerden of uitgaven, of hem in een van zijn functies opvolgden.
Giovanni Van Avermaet sprak met Marc Behiels, Edward De Geest, Dirk Verschraegen, Dirk De Caluwe, Jo Van Eetvelde en Luk Bastiaens. Gaandeweg ontspon zich een caleidoscopisch beeld van de organist, de componist, de pedagoog, de ‘grote’ mens Verschraegen: een intellectueel, een minzame man van vlees en bloed met tonnen charisma, een strenge maar om zijn leerlingen bekommerde leraar, in zijn uitspraken steeds rechtuit, zonder omwegen, recht op het doel af, no-nonsense.
De publicatie 'Gabriël Verschraegen, in zes getuigenissen' zal tijdens het hommageconcert van 19/10 beschikbaar zijn. Nadien is het te koop in het Infopunt Toerisme, Markt 2 en in het Stadsmuseum, Markt 15a, te Lokeren aan 5 euro.

zaterdag 1 juni 2019

'Een componist moet iets te vertellen hebben''

Onthulling gedenkzuil
aan de kerk van Doorslaar
ter nagedachtenis van Gabriël Verschraegen,
op 1 juni 2019.
Kort woordje tijdens de academische zitting ter gelegenheid van de start van het herdenkingsjaar '100 jaar Gabriël Verschraegen', vóór
 de uitvoering van diens Drie Vlaamse Dansen.

Dames en heren,

In het kader van een publicatie over het leven en werk van Gabriël Verschraegen die ergens in oktober zal verschijnen heb ik met een aantal vooraanstaande getuigen en musici gepraat. Aangezien we straks naar zijn Drie Vlaamse Dansen luisteren zal ik heel kort samenvatten wat zij over de componist Verschraegen te vertellen hebben.

Hoewel hij zichzelf als componist niet echt au sérieux nam, dat vertrouwde zoon Dirk me toe, en voornamelijk voor zijn plezier muziek schreef, is de muziek van professor Verschraegen oerdegelijk van schriftuur. Of om het met de woorden van zijn leerling Edward De Geest te zeggen: ‘Hij wist heel goed wat hij deed. Hij hield van de natuur, hij vond er inspiratie in voor muzikale thema’s. Zijn werk volgt de lijn die zijn leraar Flor Peeters uittekende, je hoort er Gregoriaans in, Bach ook. En er is de invloed van de barokke vormen die Max Reger hanteerde. In zijn laatste composities zocht hij naar iets nieuws, maar het duurde even voor hij dat effectief ingebouwd kreeg.’

Zoon Dirk Verschraegen zit grotendeels op dezelfde lijn. ‘Wat hij componeerde was niet vooruitstrevend’, beweert Dirk. ‘Hij heeft zijn eigen neo-barokke taal ontwikkeld doorheen de jaren, vertrekkend van de variatievorm en streng contrapunt, met invloeden van Hindemith en Reger. Hij behoorde niet tot de avant-garde van dat moment, dat was zijn klankidioom helemaal niet.’

Fluitist en dirigent Dirk de Caluwe beaamt de woorden van Edward De Geest dat Gabriël Verschraegen heel goed wist wat hij deed als componist. ‘Hij kon componeren! Sowieso heeft een organist een sterk analytisch vermogen’, vertelde Dirk. ‘Het orgel is mijns inziens het meest complete instrument, met al die manualen, het pedaal dat erbij komt, al die colorieten en klankkleuren in de registers. Die structuren, dat polyfone denken, organisten moeten zich daar meester van maken. Mensen die in dat contrapunt, in dat fugatisch denken uitblinken, reken ik tot de grootste genieën. Verschraegen had dat ook in de vingers, dat fugatisch denken.

Bovendien hield Gabriël Verschraegen sterk vast aan de suprematie van de melodie. Daar kan u zichzelf binnen enkele momenten van vergewissen. ‘Want’, zei hij zelf, ‘hoe vernuftig gebouwd, kleurrijk, geharmoniseerd of ritmisch karakteristiek een compositie ook moge zijn, toch zal de melodische spanning de zeggingskracht ervan bepalen.’

En sinds een omstandig gesprek met zoon Dirk weet ik dat Gabriël Verschraegen vond dat je als componist vooral ‘iets te vertellen moet hebben’.

Hij zou de tijdsduur van een muziekstuk nooit onnodig rekken. Daardoor zijn zijn werken vrij kort en zullen ze nooit vervelen of langdradig worden. Als dat gevaar dreigde zou hij onmiddellijk het werk beëindigd hebben.

In een programmaboekje voor één van de eerste Festivals van Vlaanderen wordt dit bevestigd ‘Hij (Gabriël Verschragen dus) spreekt zich in zijn muziek enkel en alleen uit wanneer hij waarlijk iets mede te delen heeft, en dit op de hem eigen markante wijze.’
‘Tenslotte’, zei de componist zelf, ‘moet de innerlijke idee domineren.’

In diezelfde filosofie hou ik het hierbij ook kort en laat ik graag de muziek spreken, want die heeft ontegensprekelijk iets te vertellen. Het is heel natuurlijke muziek, geen gezochte muziek, Gabriël Verschraegen schreef neer wat in zijn vingers opkwam en in het geval van dit werk deed hij dat in minder dan een week tijd.

Ik dank u.


Giovanni

donderdag 4 april 2019

Uit de kast (12): 'Vertellingen in concerto-vorm'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Peter Benoit, fluit- en pianoconcerto, Ouverture Le roi des aulnes
Royal Flanders Philharmonic orchestra, Frédéric Devreese, Gaby van Riet, Luc Devos


Als zevenjarige stuurde ik ooit een gele briefkaart met als juiste antwoord Peter Benoit naar 't Kapoentje en won een pakketje strips. Alleen al daarom: hoog tijd om Benoit eens vanonder het stof te halen.  

In een box met Vlaamse symfonische muziek van August De Boeck, Arthur De Greef, Paul Gilson en Godfried Devreese zit ook een cd met werk van Peter Benoit: zijn piano- en fluitconcerto. Die benamingen werden er later aan gegeven want eigenlijk zijn het twee symfonische gedichten gebaseerd op een literaire inhoud, met het verschil dat de concertovorm werd gehanteerd en het geen louter symfonische vertellingen zijn. Zowel de fluit, gespeeld door Gaby Van Riet, als de piano van Luc Devos eisen solisten-aandacht op. Het principe is nauw verwant met wat de oudere generatie van Liszt en Berlioz hem voordeed.
Die literaire inhoud, dat is op zich al heel eigen aan de romantiek, de specifieke thema's zijn dat evenzeer. In het fluitconcerto draait het allemaal rond dwaallichtjes. Benoit is gaan neuzen in de vele Vlaamse legenden. Het kadert perfect in dat romantische nationalisme. Het pianoconcerto zweert bij ruïnes, die van het kasteel van Harelbeke, en de nacht. Romantischer kan het nauwelijks.
Eerlijk, ik hou er wel van, van beide werken. Van zijn muzikale taal ook. De aanhef van het fluitconcerto alleen al, daar spreekt internationale allure uit. Het is heel mooie, oerdegelijke muziek. Een derde werk vervolledigt de opname: de ouverture Le roi des aules, eveneens nu eens sprankelende, dan weer lyrische, maar steeds narratieve muziek.
Giovanni 

woensdag 3 april 2019

Uit de kast (11): 'Volksmuziek die Moldaafse armoede verzacht'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Patricia Kopatchinskaja, Rapsodia
Muziek van Enescu, Ligeti, Kurtag, Dinicu, Ravel,...


Mijn eerste kennismaking met de violiste Patricia Kopatchinskaja was een cd van Philippe Herreweghe en zijn Orchestre des Champs-Elysées waarop ze de beide vioolconcerti en Romances van Beethoven speelde. Sindsdien ben ik benieuwd naar hetgeen ze uitbrengt. De cd Rapsodia was ons fijnste treffen tot op heden. Kopatchinskaja groeide op in het arme Moldavië. 'Toen God de wereldkaart bekeek', liet haar moeder zich ooit ontvallen, 'zei hij: "De wanhoop van dit kleine volk is zo groot dat een tegemoetkoming gepast is, ik zend hen de mooiste volksmuziek die er bestaat."'
Die muziek van haar thuisland vult de cd Rapsodia. Werken van Enescu, Ligeti, Kurtag, Dinicu, maar evengoed de bekende Tzigane van Ravel, componisten die de Moldavische muziektraditie in hun kunstmuziek verwerkten. 

'Iedere mens voelt zich wel ergens thuis', weet Kopatchinskaja. 'In een land, in het bijzin van zijn familie of in een muziekstijl. Alledrie heb ik ze op deze cd verenigd, als in een rapsodie.'
En dat klopt. Op de plaat spelen vader Viktor Kopatchinsky en moeder Emilia Kopatchinskaja mee. De vader gaat bijwijlen als een bezetene tekeer op de cimbalom, alsof hij enkel zijn eigen wetmatigheden volgt. De moeder volgde een klassieke vioolopleiding maar stortte zich nadat ze kennis maakte met Viktor volledig op de volksmuziek. Het resultaat van deze opmerkelijke samenwerking is een plaat die zo warm klinkt, dat die wel eens spontaan in de speler zou kunnen ontbranden.
Giovanni 

maandag 1 april 2019

Uit de kast (10): 'Ja, ter ere van wie, eigenlijk?'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Beethoven, Missa solemnis
La Chapelle Royale, Collegium Vocale, Orchestre des Champs Elysées, Philippe Herreweghe


Beethoven heeft zich serieus uit de naad gewerkt voor zijn Missa Solemnis. Niet alleen heeft hij er maanden, zelfs enkele jaren, aan gezwoegd. Ook in lengte stijgt ze ver boven de traditionele gebruiksmis uit, waardoor de compositie eerder voor de concertzaal lijkt bedoeld. Bovendien gebruikt hij zowat alle componeertechnieken die hij gedurende zijn carrière aanwendde in dit magistrale werk. Met de uitvoerders hield hij trouwens weinig rekening, hij drijft ze tot het uiterste. John Eliot Gardiner noemde het werk 'het koorzangersequivalent van het beklimmen van de Mount Everest'. Maar waarom getroostte hij zich al die moeite? Was de doorgaans voor verlichte humanistisch geïnspireerde deïst/panthëist die nooit een mis bijwoonde strikter in de leer dan hij zelf graag liet uitschijnen? Zou hij dit echt enkel gedaan hebben om de mogelijke broodheer aartshertog Rudolf van Oostenrijk gunstig te stemmen? Of toch om een geestelijk statement te maken? Beethoven-biograaf Jan Caeyers hecht veel belang aan deze laatste these, omdat het Dona nobis pacem (geef ons de vrede) opmerkelijk uitgebreider wordt uitgewerkt dan de andere ordinarium-delen. Een thema overigens dat Beethoven twee jaar later nog eens zal hanteren in zijn bekendste werk, de negende symfonie. Maar dan op tekst van Schiller.
Het waarom zullen we nooit helemaal achterhalen, maar de Missa Solemnis is wat mij betreft dé ultieme Beethoven-compositie, met de romantische kunstenaar als gids naar het hogere. De versie van Philippe Herreweghe doet het werk alle eer aan. Voor mij persoonlijk mochten de solo-zangeressen ietsje minder vibrato gebruiken, maar een kniesoor die daarom maalt.
Giovanni

vrijdag 29 maart 2019

Uit de kast (9): 'Zalven en slaan'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Astor Piazzolla & Gary Burton,
The new tango, recorded at the Montreux Festival


Deze cd past nog net binnen dit format. Ik zet hem af en toe op, maar nu is het wel een tijdje geleden. Wellicht omdat mijn ultieme Piazzolla-cd, 57 minutos con la realidad, een van zijn allerlaatste opnames met zijn sextet, wel heel vaak in de speler belandt. 

The new tango werd live opgenomen tijdens het festival van Montreux in 1986, een opvallende samenwerking tussen Astor Piazzola, zijn kwintet en de Amerikaanse jazz-vibrafonist Gary Burton. Het vuurwerk spat van de plaat. In Milonga is coming en Laura's dream gaat het er nog bijzonder lieflijk aan toe, maar in Vibraphonissimo, Nuevo Tango, Operation tango en La muerte del Angel hakt de tango er behoorlijk in: striemend, hoekig, rauw, vaak fugatisch,... Zalven en slaan, dus. Virtuositeit op zich is zelden interessant, maar wat de beide heren respectievelijk uit hun instrumenten persen en kloppen, is ronduit groots. De interactie tussen beiden is dat ook. Bovendien is het virtuositeit ten dienste van. Ten dienste van de muziek in de eerste plaats, maar ook van het spelplezier.
'Een stijl uitleggen is niet nodig', vond Piazzolla over zijn Tango Nuevo. 'Je voelt het of je voelt het niet.' Deze magistrale muziek niet voelen, hierdoor niet geraakt worden, het lijkt me onmogelijk.   
Giovanni

woensdag 27 maart 2019

Uit de kast (8): 'Filmmuziek met zerp randje'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Frédéric Devreese, Music for André Delvaux' films

Filharmonisch Orkest van de Belgische Radio en Televisie


Ik denk dat we ooit, met de Zeelse harmonie Ste-Cecilia, maar ik kan verkeerd zijn, Dream, Habanera, Waltz en Tango van Frédéric Devreese speelden. Als mijn geheugen me niet in de steek laat en mijn verbeelding niet op hol slaat, vond ik dat als tiener een vrij bevreemdende ervaring. Die beleving  moet ik op een dag, jaren later, dus ook uit een winkelrek hebben genomen en gekocht. Bij de  herbeluistering herken ik op slag de scheefgetrokken dansen uit de film Benvenuta, met hun wrange, zerpe klanken, een intrigerend klankgeheel. In het thema van Un soir, un train herken je meteen de invloed die een componist als Nino Rota op Devreese moet gehad hebben: tussen circus, lichtvoetigheid, melancholie en absurde grilligheid. 

Ook al heb ik de films zelf niet gezien, dit is geen filmmuziek die op de achtergrond blijft, maar muziek die zich ten volle manifesteert, al vermoed ik dat de muziek voor de cd werd herschreven, gezien alle thema's per film in één (bijna) doorgecomponeerde suite werden gebundeld. De in obscurantisme gedoopte muziek bij L'oeuvre au noir (naar Het hermetische zwart van Marguerite Yourcenar) geeft me zin om het boek opnieuw te lezen.
De filmmuziek van Devreese staat op dit album perfect op zichzelf, hoeft haar bestaansrecht niet te ontlenen aan de combinatie met de film. Het is fascinerende muziek met een scherp randje.      

Giovanni
  

dinsdag 26 maart 2019

Uit de kast (7): 'Zeven zinnen, zeven trage bewegingen'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Haydn, Die Sieben Letze Worte

- Jos Van Immerseel, pianoforte

- Ensor Strijkkwartet en Dimitri Verhulst


Tussen de onheilspellende introductie en het nog meer verontrustende Il terremoto zitten zeven trage bewegingen. Want dat was Haydns opdracht: zeven langzame bewegingen na elkaar componeren, gebaseerd op de zeven laatste zinnen van Jezus aan het kruis. Geen alledaagse opdracht en niet eenvoudig om dat spannend en interessant te houden. Haydn slaagt daar geweldig in, en Jos Van Immerseel, die alweer een prachtig instrument heeft uitgekozen hiervoor, een kopie van een fortepiano naar Anton Walter, doet dat eveneens met glans in de opname van de versie voor 'Clavicembalo o Fortepiano'. Het instrument is wezenlijk in de sfeerschepping.

Die Sieben Letzte Worte heeft ons inderdaad in verschillende versies bereikt, oorspronkelijk werd het geschreven voor strijkorkest, maar er volgden dus ook versies voor klavier, strijkkwartet (al durft men wel eens twijfelen of de meester van het strijkkwartet, Haydn, dit zelf arrangeerde, gezien het hier en daar stuntelig zou overkomen), en zelfs een oratorium voor solisten, koor en orkest.
Behalve de fortepiano-opname heb ik ook de adaptatie voor strijkkwartet in mijn kast staan, door het Ensor Strijkkwartet. Er hoort een fraai uitgegeven boekje bij met de partituur, en zeven kortverhalen door Dimitri Verhulst geïnspireerd op de 'zeven laatste zinnen'. Met dat boekje in de hand en de cd in de speler, geloof me, is het genieten.


Giovanni   

dinsdag 19 maart 2019

Uit de kast (6): 'Biber, violist met punkattitude'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Biber, Violin Sonatas

Romanesca, Andrew Manze


Violist en gambist Heinrich Ignaz Franz von Biber, want zo heet hij voluit, moet een Franz van de vrolijke soort geweest zijn. En op het podium een enorme exhibitionist, een extraverte solist die het publiek alle mogelijkheden van zijn instrument wou tonen. Dat blijkt uit de reeks vioolsonates die het ensemble Romanesca (Andrew Manze op barokviool, Nigel North op luit en theorbe, en John Toll op clavecimbel en orgel) opnam. Het zijn uitgeschreven improvisaties die uitblinken in creativiteit, onvoorspelbaarheid, scherpte en brutaliteit. Biber moet een punker avant la lettre zijn geweest met dien verstande dat hij zijn instrument wél perfect onder de knie moet gehad hebben. Hij klinkt soms als een echte beeldenstormer, een lefgozer die er met de botte bijl durft op inhakken. Dissonantie durft hij zover doordrijven dat het pijn doet. Dat moet aan het eind van de zeventiende eeuw behoorlijk rebels geklonken hebben. (Die Henn & der Hann uit zijn Sonata representativa bijvoorbeeld). De sonates barsten ook van de humor. Het cd-boekje vermeldt dat Biber als componist hier en daar wel iets zal gestolen hebben. Niet ongebruikelijk in die tijd, en hij wist het materiaal uiteindelijk bijzonder goed naar zijn hand te zetten. Naar de hand van een met verstomming slaande, excentrieke uitvoerder. Ik vergeef het hem.

In mijn platenkast heb ik ook zijn Missa Bruxellensis staan. Later meer hierover.
Giovanni

zondag 17 maart 2019

Uit de kast (5): 'Een lichtvoetige Beethoven'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Beethoven, Die Geschöpfe des Prometheus

Chamber Orchestra of Europe, Nikolaus Harnoncourt


Nikolaus Harnoncourt is voor mij een kwaliteitslabel. Of hij nu Monteverdi uitvoert, Haendel, Beethoven of walsen van Strauss. Als Harnoncourt een traktaat schreef over uitvoeringspraktijk, wou ik het onmiddellijk in huis hebben. Het moment dat ik de dvd Fidelio meenam uit de bibliotheek en vervolgens bekeek, een uitvoering onder zijn leiding, opgenomen in de opera van Zürich, herinner ik me nog als de dag van gisteren. Zelfs op het kleine schermpje kreeg ik het gevoel getuige te zijn van het summum van het menselijke kunnen.

In Die Geschöpfe des Prometheus, het enige ballet dat hij ooit schreef, horen we een bijzonder lichtvoetige Beethoven. Met de typische Beethoven-accenten, akkoorden die luid worden ingezet en onmiddellijk worden ingehouden. Harnoncourt was er meester in. 
Toen Haydn de componist feliciteerde bij de première van het werk, antwoordde Beethoven: 'Dat is heel vriendelijk van u, maar het is, zelfs met heel veel verbeelding nog steeds geen Schöpfung.' Dit is inderdaad niet het grootste wat Beethoven de wereld geschonken heeft, maar het is zeker het beluisteren waard. Het materiaal uit de finale gebruikte hij overigens later als basismateriaal voor zijn derde symfonie, zijn Eroïca.
Giovanni

zaterdag 16 maart 2019

Uit de kast (4): 'Signalen en impulsen'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Stravinsky, Le Sacre du Printemps

Oslo Philharmonic Orchestra, Mariss Jansons


Hoe het komt dat deze cd zo lang in de kast is kunnen blijven staan, ik heb er het raden naar. Want sinds we, midden jaren '90, Le Sacre du Printemps voorgeschoteld kregen in de les Muziekanalyse, ben ik eraan verslingerd. Uit die periode dateert ook de aankoop van het album. Ik beluisterde het werk tientallen keren met de partituur in de hand, en met de volumeknop naar rechts.

Over het werk zelf is uiteraard al meer dan genoeg verteld en geschreven, ik kan daar weinig aan toevoegen. Met de herbeluistering werd wel onmiddellijk duidelijk waarom ik er destijds als een blok voor viel: het schaamteloos overboord gooien van wat de geldende esthetische norm moet geweest zijn, de compromisloze muzikale agressiviteit, het mechanische beuken, het enorme vitalisme dat in dit werk met de dood gepaard gaat,... Het viel me op hoe fragmentarisch deze compositie is opgebouwd: signalen, impulsen, cellen van hooguit een viertal noten, die Stravinsky naast, boven en onder elkaar plaatst als een blokkendoos van klanken. 
Weet je wat, ik zet de cd nog eens op. Volumeknop naar rechts!
Giovanni  

vrijdag 15 maart 2019

Uit de kast (3): 'Italiaanse barok aan het Chinese hof'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Concert Baroque à la Cité Interdite

XVIII-21, Musique des Lumières, Jean-Christophe Frisch


Theodorico Pedrini (1671-1746), was een Italiaans priester en componist. In 1701 werd hij door de paus naar het keizerlijk hof, de Verboden Stad, in China gestuurd. Keizer Kangxi had te kennen gegeven zicht te willen omringen met westerse musici. Pedrini gaf er les aan de drie zonen van de keizer. Hij was overigens de eerste die een handboek Westerse muziektheorie schreef in het Chinees. Op de cd staan vijf sonates van Pedrini, voor viool (2), fluit (2) en cello. Heel degelijk werk waarin de invloed van Coreli overduidelijk is. Wie het werk van Corelli een beetje kent, herkent onmiddellijk een pak zowel letterlijke als stijlcitaten. Chinese invloeden zijn nauwelijks terug te vinden in de sonates, al wijzen enkele vreemde, ongebruikelijke harmonieën misschien een beetje in die richting.

Leuk is dat elke sonate wordt voorafgegaan door een divertissement chinois. Joseph-Marie Amiot, een jezuïet en eveneens missionaris, tekende deze melodieën op in een gemengd systeem van Chinese letters op een notenbalk. Het zijn melodieën die meestal gespeeld worden door een solo-instrument, viool, cello of fluit in dit geval, soms ook door twee instrumenten samen, unisono of in parallelle intervallen. een zeldzame keer worden de fluit en de viool begeleid door het clavecimbel. De sonates van Pedrini sluiten er wonderwel bij aan en dat maakt deze opname tot een geslaagd geheel, en een aangename luisterervaring die het muziekhistorische, documentaire aspect ver overstijgt.
Giovanni
   

donderdag 14 maart 2019

Uit de kast (2): 'Peruaanse barok met castagnetten'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.

Juan de Araujo, l'or et l'argent du Haut-Pérou
Ensemble Elyma, Maîtrise Boréale, Gabriel Garrido

Het was de eerste barok-cd die ik beluisterde waarop heel wat percussie wordt gebruikt: tamboerijnen, handtrommels, grote trom, castagnetten, noem maar op. De eerste track, een opgewekt feestlied, Vaya de Gira, blinkt uit in uitbundigheid. Gezien de akoestiek van de ruimte waarin het nummer werd opgenomen, zijn de twee keer acht zangstemmen, de twee koren, het kinderkoor, fluit, cornet, baroktrombone, fagotten, violen, harpen, guitarron, clavecimbel, orgel en percussie echt iets te veel van het goede. De spitsheid kookt door de sterke nagalm in tot een papje.
Toch is het een boeiende cd en voor de volgende tracks is de akoestiek veel minder een hinderpaal. 


Juan de Araujo, werd geboren in 1648 in het Spaanse Villafranca, maar verhuisde al snel met zijn ouders naar Peru, waar hij kapelmeester werd aan de kathedraal van Lima. De cd biedt een staalkaart van zijn compositorische nalatenschap, liturgische en wereldlijke werken. Een groot vernieuwer kan je hem niet noemen, hij bouwt verder op oude volkse modellen, revolteert er niet tegen, maar weet ze te verrijken, te raffineren en naar zijn hand te zetten. Zo slaagt hij er bijvoorbeeld in zijn muziek een nieuwe ritmische drive mee te geven, door heel vaak in te zetten op de syncope. 
Giovanni  


woensdag 13 maart 2019

Uit de kast (1): 'Goedzaks buik die op en neergaat'

Ik heb me voorgenomen om op geregelde tijdstippen een cd uit de kast te halen die ik al jaren niet meer heb opgezet. Ik beluister de opname opnieuw en breng er hier kort verslag over uit.


La Petite Bande, 20th Anniversary, vol.1 (1992)
Concerti Grossi van Arcangelo Corelli  

(Maar ook: Le Quatro Stagioni van Vivaldi - Hippolyte et Aricie van Rameau)



Ik kocht de cd in de eerste helft van de jaren '90. Ik studeerde nog en speelde bij een ensemble dat rond kerstdag het Concerto Grosso op.6 n°8, fatto per la notte di Natale, op het programma had staan. Vermoedelijk kocht ik de vierdelige box vooral omwille van deze Concerti Grossi van Arcangelo Corelli.

Het heldere, loepzuivere klankbeeld van Sigiswald Kuijken en zijn La Petite Bande, ik hou er nog steeds van. Nergens zoekt hij de excessen op in de vorm van effecten of razendsnelle tempi en dat blijft zelfs bij de beluistering van de twaalf concerti enorm boeiend. Steeds wordt er duidelijk gearticuleerd en prachtig gefraseerd. De muziek ademt heel natuurlijk. Stel je Lamme Goedzak voor die in het hooi, vrij van alle zorgen, met een leger dan leeg hoofd, ligt te dutten. Zoals zijn buik op en neer gaat, zo klinkt Corelli in de handen van Kuijkens Bande. Kuijken heeft goed begrepen dat Corelli niet de man van de virtuositeit om de virtuositeit is, maar de man van de expressie, de ingetogenheid ook. Dat speelt zelfs in de hevigere sentimenten. 
Deze cd is ten onrechte veel te lang in de kast blijven staan. 

Giovanni

zondag 13 januari 2019

Omtrent Tsjaikovki's De Notenkraker


Bewerking van de introductie gegeven
 n.a.v. het Nieuwjaarsconcert 
door de Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele
op 13 januari 2019 in De Wiek (Zele) 


Goeiemorgen iedereen, van harte welkom. Blij dat jullie zo vroeg uit de veren zijn om naar een uiteenzetting over Tsjaikovski te komen luisteren. Chapeau! 

In december leek het wel dat het al Tsjaikovski was wat de klok sloeg: er was de film van Disney, Klara besteedde vijf dagen lang aandacht aan hem, en hij was alomtegenwoordig in onze concertzalen. Toevallig was dat natuurlijk niet: het was in 2018 125 jaar geleden dat Pjotr Tsjaikovski overleed.
Vorig jaar al kwam er een roman uit, een schitterende, overigens: Kolja, van bestsellerauteur Arthur Japin. In die roman vertelt Japin het verhaal van de broers Modest en Pjotr Tsjaikovski die zich over de doofstomme jongen Kolja ontfermen. Bij de dood van Pjotr probeert Kolja de ware doodsoorzaak van de componist te achterhalen: was het effectief cholera waaraan hij overleed of werd hij verplicht gif te drinken? Dit verhaal ga ik hier uiteraard niet doen, maar het boek is een enorme aanrader.

Ik lees er wel graag een citaat uit voor: het gaat over de première van het stuk waarvoor we hier samen zijn, De Notenkraker, de woorden worden door de auteur in de mond van broer Modest gelegd.
Een succes d’estime, vooruit, maar meer ook niet (…) Het applaus was goed, maar na de opera volgde Petja’s balletmuziek waarmee hij mensen stierlijk heeft verveeld. Alle krediet die wij met de opera hadden opgebouwd alsnog tussen zijn Notenkraker fijngeknepen. Uiteindelijk ging iedereen bedompt naar huis alsof de hele avond was mislukt.
(Modest Tsjaikovski in ‘Kolja’ van Arthur Japin)

Dat belooft niet veel goeds voor straks. Ik kom later terug op de manier waarop het ballet destijds bij de première werd onthaald.
Maar eerst: het verhaal van Peter Tsjaikovski. En dat begint in Votkinsk, in 1840.


Eerste muzikale indrukken

Wat de kennis over de jeugd van Tsjaikovski betreft, daarvoor kunnen we bij zijn broer Modest terecht, zijn eerste biograaf. Peter Tsjaikovski groeide op in Votkinsk, 900 km ten noordoosten van Moskou, een industriestad. Geen enkele van zijn voorouders was enigszins beslagen in de muziek. Zijn vader was hoofdopzichter in de mijnbouw. Een van de weinige mensen die Modest noemt en enigszins muzikale genen zou kunnen hebben doorgegeven is een man langs moederskant die aan ‘nervositeit’ leed. In die tijd werden genialiteit en psychische aandoeningen wel eens vaker nauw met elkaar in verband gebracht.

Maar er was natuurlijk wel de moeder. Zij speelde piano, er was een piano in huis, waar ook gasten al eens op speelden. Zijn moeder bracht hem de eerste beginselen van het pianospelen bij. 
Wat mijn fantasie enorm prikkelt is dat er in de living van de Tsjaikovki's een orkestrion stond, een flink uit de kluiten gewassen speelautomaat. Dat is een mechanisch instrument, op basis van een pijporgel, aangevuld met slagwerk, dat een orkest nabootst. Het werd aangedreven door een cilinder met pinnen of een geponst boek. Het orkestrion van de Tsjaikovski's speelde melodieën van Bellini, Donizetti, Rossini, de aria's uit Don Giovanni, enzovoort. Italiaanse belcantomelodieën, dus. Ik kan me niet van de in druk ontdoen dat dit een indruk op hem heeft nagelaten, Tsjaikovski zal altijd op melodie gericht blijven. Die kiem moet ergens vandaan komen. De geruchten doen trouwens de ronde dat hij als vijfjarige het orkestrion op de piano naspeelde, en op die manier al vrij vroeg begon te fantaseren en componeren.

Al bij al was er niet zo heel veel muziek aanwezig in het jonge Tsjaikovski-gezin, maar hij werd wel meegenomen naar de opera of het ballet. Op die manier leerde hij de muziek van Glinka, de vader van de Russische muziek, kennen. Een muzikale carrière lag niet meteen in het vooruitschiet, hij zou jurist worden en studeren aan de school voor jurisprudentie. Voor de lagere adel was dat een logische stap gezien men op die manier via de bureaucratie kon opklimmen op de sociale ladder. Hij volgde de opleiding en maakte ze af. Met de medeleerlingen speelde hij muziek tijdens 'legendarisch jamsessies'. De opleiding volgde hij in Sint-Petersburg. Daardoor werd hij gescheiden van zijn moeder. Ze had een belangrijke plaats in zijn leven. Toen ze jaren later stierf aan cholera zou ze de inspiratie vormen voor zijn eerste belangwekkende werken.

Maar, de jaren dat hij effectief ook als ambtenaar-jurist tewerkgesteld is zullen tien jaar zonder muziek worden. Hij proefde van het leven en gedroeg zich als een dandy. Op 20-jarige leeftijd had hij eigenlijk een heel beperkte muzikale kennis: Bach, Haydn, Schubert, Schumann: hij kende ze enkel bij naam. Orkestmuziek en kamermuziek werd er nauwelijks gespeeld in Sint-Petersburg

Muziek centraal

In 1861 kwam er een kentering. Had hij genoeg van het frivole leven? Was hij de ambtenarij beu? Of brak de kunst definitief door?
Via een zekere Zaremba, een pianoleraar, komt de 21-jarige Tsjaikovski in contact met Anton Rubinstein. Met Rubinstein, een pianist/componist die in Berlijn had gestudeerd, begon het professionele klassieke muziekleven in Rusland vorm te krijgen. Rubinstein stampte er opleidingen, conservatoria en concertinstituten uit de grond,… Tsjaikovski besloot om aan het conservatorium in Sint-Petersburg te gaan studeren, bij Rubinstein. De relatie tussen Rubinstein en zijn leerling was steeds afstandelijk. ‘Je hebt talent, aan dat talent moet je werken’, klonk het. De twintiger kreeg op die manier wel een professionele ethiek mee.
Tsjaikovski leerde becijferde bassen schrijven, harmonie, contrapunt, compositie en instrumentatie. Hij deed dat goed, maar niets in hem viel eigenlijk op. Hij was ook nooit een wonderkind.
Wat wel meteen duidelijk werd is zijn liefde voor het grote orkest. En wat nog meer duidelijk werd: dat hij heel andere esthetische opvattingen had dan de vijf revolutionairen van dat moment in Rusland, het machtige hoopje: Rimsky-Korsakov, Cui, Balakirev, Moessorgsky en Borodin. Zij wilden de Russische muziek promoten in al haar vormen en stonden ervoor open om dat al experimenterend te doen. Dat stond haaks op de visie van Tsjaikovski en Rubinstein: zij haalden de mosterd vooral in Duitsland. Zij hechtten veel belang aan techniek en academisme. Zij plaatsten zich duidelijk in de westerse traditie (Rimsky-Korsakov heeft zich later wel nog academisch laten herscholen, o.a. door Tsjaikovski: ‘Leer mij contrapunt alstublieft!’)

Dit brengt me eigenlijk bij een zijsprongetje: hoe Russisch is de muziek van Tsjaikovski eigenlijk?
Stravinsky zei: hij is de meest Russische van ons allemaal. Het machtige hoopje zei: Tsjaikovski is een verwesterde die af en toe volksmuziek inzet. Maar, 
Tsjaikovski’s opzet is duidelijk: hij wou als Russisch herkenbare muziek maken, die aansloot bij de Europese traditie. Klassieke Westerse vormen gebruikte hij als uitgangspunt, klassieke principes hanteerde hij samen met de iets vrijere vormgeving zoals we die kennen uit het symfonisch gedicht van bijvoorbeeld Liszt.Zijn vierde symfonie is een goed voorbeeld van hoe duaal deze discussie is. Toen hij dit werk in New York dirigeerde werd het onthaald als barbaars, als Russisch. Westerse muziek drong maar in Rusland door toen Tsjaikovski aan het conservatorium studeerde, laten we dat vooral niet vergeten. Hij was uiteindelijk de eerste die de mix maakte. 

Samengevat: hij is de de eerste grote Russische componist die zich uitdrukte in een internationaal muzikaal idioom. Hij creëerde melodieën die verwantschap tonen met de Russische volksmuziek. Of hij creëerde een onderliggende Russische atmosfeer: zelfs in zijn Capriccio 'Italien', het werk waarmee de harmonie straks het concert laat beginnen.

Tsjaikovski zei zelf over het Russische aspect in zijn muziek: Het Russische element dat algemeen gesproken in mijn muziek aanwezig is, de aan de Russische muziek verwante melodievoering en harmonieën, is in de eerste plaats terug te voeren tot het feit dat ik ben opgegroeid in een afgelegen gebied en vanaf mijn vroegste jeugd was doordrongen van de onbeschrijflijke betovering van oorspronkelijke Russische volksmuziek en dat ik hartstochtelijk houd van het Russische in al zijn verschijningsvormen, dat ik in de ware zin van het woord Rus ben.

Docentenperiode/ Von Meck

Tsjaikovski studeerde af in Sint-Petersburg aan het conservatorium, maar was geen zanger, instrumentist of dirigent. Hij ging doceren in Moskou, aan het conservatorium van Nikolai Rubinstein (broer van Anton). In de vakanties reisde hij uitgebreid, veelal naar Europa.
Zo hoorde hij in Parijs bijvoorbeeld de opera Carmen van Georges Bizet en dat maakte een enorme indruk. In Bayreuth hoorde hij Wagner, maar dat kon hem niet bekoren. 'Muziek moet plezieren, de mensen niet kwellen', zei hij daarover. In Bayreuth merkte hij wel op dat het publiek er hem toch al een beetje kende. Zijn Romeo en Julia-ouverture, zijn eerste strijkkwartet en het eerste pianoconcerto gingen er over de tongen. Hij schreef ondertussen lustig verder: opera’s, symfonieën, Sneeuwwitje (zonder veel weerklank), en het Zwanenmeer.

Tsjaikovski en de vrouwen, een ander zijsprongetje. Peter was homoseksueel. In heel veel biografieën wordt zijn geaardheid als oorzaak gezien van enorme psychische problemen, zij wordt in zekere zin overgeromantiseerd. In die zin dat muziek een toevluchtsoord voor hem zou worden, weg van de wereldlijke smart, van het miserabele leven, dat hij ook op andere manieren ontvluchtte: humor, drank,… Uit recent onderzoek blijkt echter dat het Rusland in die tijd niet zo Victoriaans was als aanvankelijk werd gesteld en dat er zich op dat vlak nauwelijks problemen stelden. Waarom hij dan op een bepaald moment toch vond dat hij zich moest conformeren door een huwelijk aan te gaan is niet echt duidelijk. Het huwelijk loopt overigens meteen op de klippen. En net op dat moment leerde hij Nadheshda Von Meck kennen. Ze zullen elkaar nooit ontmoeten maar zullen een uitgebreide correspondentie onderhouden. Nadheshda von Meck beheerde een familiefortuin en zou hem vrij snel compositieopdrachten beginnen geven. Later zal zij gewoon geld toeschieten zodat hij  kan componeren en reizen. Rond zijn 37ste kon hij op die manier van zijn muziek leven. 13 jaar lang zou het mecenaat van Von Meck standhouden. Daar kwam abrupt een einde aan. Ook hier wordt er veel gespeculeerd: had ze weet gekregen van zijn seksuele geaardheid? Hier zijn geen bewijzen voor. Geloofwaardiger is een heel andere en banale oorzaak: de familie wou dat ze haar fortuin op een andere manier ging besteden. Een grote geldschieter viel dus weg. Het is in deze late fase van zijn componistenbestaan dat De Notenkraker gestalte kreeg.

Ontstaan Notenkraker

Tsjaikovski's liefde voor de scenische muziek had hij al lang opgedaan: op het orkestrion in de living speelde Don Giovanni, hij hoorde Carmen in Parijs, hij kende de Freischutz van Weber, het ballet Giselle van Adam. Eerder schreef hij al Lake of Swans voor zijn nichtjes. Dat werd later het Swan Lake en behoort intussen tot het ijzeren balletrepertoire. Met choregraaf Marius Petipa had hij al De Schone Slaapster gedaan. Dat was een succes geworden. Dit ballet was een belangrijk referentiepunt later voor o.a. Diaghilev (Ballets Russes).

Op een bepaald moment kwam dus de vraag van Vszvoloszky, directeur van het Mariinskitheater in Sint-Petersburg om een opera (Iolantha*) en een ballet te creëren om samen op dezelfde avond uit te voeren. Petipa overlegde met Tsjaikovski en stelde eisen rond het aantal maten en tempi. Petipa viel uiteindelijk uit door ziekte en werd vervangen door Lev Ivanov. Voor het ballet baseerde men zich op het sprookje voor volwassenen van ETA Hofmann, De Notenkraker en de Muizenkoning, maar men koos wel voor een meer banale versie van Alexandre Dumas. Tsjaikovski stond niet achter deze keuze. Lev Ivanov overigens die Petipa verving ook niet. Ze vonden dit veel te triviaal.
De tsaar woonde de kostuumrepetitie en was lovend. De première op 18 december werd niet zo goed onthaald. Het verhaal kreeg kritiek, men vond de dansen amateuristisch en aanvankelijk niet dansbaar. Over een gevechtsdans tussen peperkoeksoldaten en muizen getuigt een toeschouwer: Men kan er niets van begrijpen. Wanordelijk duwen van hoek naar hoek en achterwaarts en voorwaarts rennen, nogal amateuristisch allemaal.’ De tegenstelling tussen de alledaagsheid van het eerste bedrijf (een gezin rond de kerstboom) en de fantasiewereld van het tweede bedrijf werd als te abrupt ervaren. 

Synopsis De Notenkraker


Muziek van Notenkraker

Het is duidelijk dat Tsjaikovsky contact legde met zijn eigen innerlijke kind. De muziek voor De Notenkraker is fantasierijke muziek, zijn verbeelding werkt op volle toeren. Hij creëert een magische sfeer: door in de hoge registers van het orkest te starten. Dat bereidt het aardse voor van het eerste bedrijf.  Hij verwerkt speelgoedinstrumenten (trompetjes,  trommeltjes,...) gaat op zoek naar ongewone timbres. Doordat de oorspronkelijke productie gedanst werd door kinderen zijn het veelal korte muziekstukjes.

Wat krijgen we te horen in de concertsuite straks, want het hele ballet staat niet op het programma?
- Ouverture miniature
Mars
- De Dans van de suikerbonenfee is musicologisch belangrijk omdat Tsjaikovski hier voor het eerst in de muziekgeschiedenis een celesta gebruikte. Hij had het instrument dat hij in Parijs had leren kennen goed geheim gehouden voor zijn collega's tot de première. Een celesta is een muziekinstrument, een kruising tussen een piano en een klokkenspel. Metalen buisjes worden aangeslagen aan de hand van een klavier.
Na deze dans volgen enkele nationale dansen: 
- Trepak
Arabische dans
Chinese dans
Dans van de mirlitons
- en het klapstuk, de overbekende Bloemenwals.

Vóór Tsjaikovski was balletmuziek tweederangsmuziek die enkel de dans diende. Dat is met zijn balletcomposities voor eens en altijd veranderd. De muziek is bovendien op zichzelf een eigen leven gaan leiden in de concertsuite die Tsjaikovski uit het ballet distilleerde. Die krijgen jullie dus binnen enkele ogenblikken te horen. Geniet ervan!
Giovanni

* Modest Tsjaikovski schreef het libretto voor Iolantha, vandaar zijn laatdunkende, jaloerse,  reactie op de première van het ballet in het romancitaat aan het begin van deze uiteenzetting. 
** Bronnen:
- Arthur Japin, Kolja, De Arbeiderspers, 2017
- Wilson Strutte, Tsjaikovski, JH Gottmer, 1987
- Everett Helm, Tsjaikovski, Uitgeverij Contact, 1993
- Klara-uitzendingen tussen 27 en 31 december 2018, interviews met professor Francis Maes
- Diverse booklets bij cd-opnames van De Notenkraker en de opnames zelf