zaterdag 1 juni 2019

'Een componist moet iets te vertellen hebben''

Onthulling gedenkzuil
aan de kerk van Doorslaar
ter nagedachtenis van Gabriël Verschraegen,
op 1 juni 2019.
Kort woordje tijdens de academische zitting ter gelegenheid van de start van het herdenkingsjaar '100 jaar Gabriël Verschraegen', vóór
 de uitvoering van diens Drie Vlaamse Dansen.

Dames en heren,

In het kader van een publicatie over het leven en werk van Gabriël Verschraegen die ergens in oktober zal verschijnen heb ik met een aantal vooraanstaande getuigen en musici gepraat. Aangezien we straks naar zijn Drie Vlaamse Dansen luisteren zal ik heel kort samenvatten wat zij over de componist Verschraegen te vertellen hebben.

Hoewel hij zichzelf als componist niet echt au sérieux nam, dat vertrouwde zoon Dirk me toe, en voornamelijk voor zijn plezier muziek schreef, is de muziek van professor Verschraegen oerdegelijk van schriftuur. Of om het met de woorden van zijn leerling Edward De Geest te zeggen: ‘Hij wist heel goed wat hij deed. Hij hield van de natuur, hij vond er inspiratie in voor muzikale thema’s. Zijn werk volgt de lijn die zijn leraar Flor Peeters uittekende, je hoort er Gregoriaans in, Bach ook. En er is de invloed van de barokke vormen die Max Reger hanteerde. In zijn laatste composities zocht hij naar iets nieuws, maar het duurde even voor hij dat effectief ingebouwd kreeg.’

Zoon Dirk Verschraegen zit grotendeels op dezelfde lijn. ‘Wat hij componeerde was niet vooruitstrevend’, beweert Dirk. ‘Hij heeft zijn eigen neo-barokke taal ontwikkeld doorheen de jaren, vertrekkend van de variatievorm en streng contrapunt, met invloeden van Hindemith en Reger. Hij behoorde niet tot de avant-garde van dat moment, dat was zijn klankidioom helemaal niet.’

Fluitist en dirigent Dirk de Caluwe beaamt de woorden van Edward De Geest dat Gabriël Verschraegen heel goed wist wat hij deed als componist. ‘Hij kon componeren! Sowieso heeft een organist een sterk analytisch vermogen’, vertelde Dirk. ‘Het orgel is mijns inziens het meest complete instrument, met al die manualen, het pedaal dat erbij komt, al die colorieten en klankkleuren in de registers. Die structuren, dat polyfone denken, organisten moeten zich daar meester van maken. Mensen die in dat contrapunt, in dat fugatisch denken uitblinken, reken ik tot de grootste genieën. Verschraegen had dat ook in de vingers, dat fugatisch denken.

Bovendien hield Gabriël Verschraegen sterk vast aan de suprematie van de melodie. Daar kan u zichzelf binnen enkele momenten van vergewissen. ‘Want’, zei hij zelf, ‘hoe vernuftig gebouwd, kleurrijk, geharmoniseerd of ritmisch karakteristiek een compositie ook moge zijn, toch zal de melodische spanning de zeggingskracht ervan bepalen.’

En sinds een omstandig gesprek met zoon Dirk weet ik dat Gabriël Verschraegen vond dat je als componist vooral ‘iets te vertellen moet hebben’.

Hij zou de tijdsduur van een muziekstuk nooit onnodig rekken. Daardoor zijn zijn werken vrij kort en zullen ze nooit vervelen of langdradig worden. Als dat gevaar dreigde zou hij onmiddellijk het werk beëindigd hebben.

In een programmaboekje voor één van de eerste Festivals van Vlaanderen wordt dit bevestigd ‘Hij (Gabriël Verschragen dus) spreekt zich in zijn muziek enkel en alleen uit wanneer hij waarlijk iets mede te delen heeft, en dit op de hem eigen markante wijze.’
‘Tenslotte’, zei de componist zelf, ‘moet de innerlijke idee domineren.’

In diezelfde filosofie hou ik het hierbij ook kort en laat ik graag de muziek spreken, want die heeft ontegensprekelijk iets te vertellen. Het is heel natuurlijke muziek, geen gezochte muziek, Gabriël Verschraegen schreef neer wat in zijn vingers opkwam en in het geval van dit werk deed hij dat in minder dan een week tijd.

Ik dank u.


Giovanni