vrijdag 29 mei 2020

Rouwrede vader: 'Zijn er al zwaluwen?'

Vrijdag 29 mei, 14 uur
Crematorium Heimolen, Sint-Niklaas

Tot nieuwjaar, beste Freddy, observeerde je nog de vogels op de voederplanken vanop de hometrainer. Je was een echte natuurliefhebber, meerbepaald een vogelliefhebber.
En in het voorjaar was het een traditie geworden: het aanvliegen van de zwaluwen vanuit het zuiden in de gaten houden. En eens ze er waren hun scheervluchten uit en naar het nest gadeslaan, vanuit de living of een stoel in de eigen tuin of die van de kinderen, al dan niet met een pintje bij de hand.

‘Zijn er al zwaluwen?’
Je hebt het de voorbije weken, in de allermoeilijkste omstandigheden, Freddy, meermaals gevraagd. Jouw ziekbed stond voor het grote livingraam. Daar hoopte je op beterschap in het zonnetje en het stelde je in staat contact te houden met de mensen op straat. Eens dat contact fysiek niet meer lukte ging je snel achteruit.
‘Er moeten veel zwaluwen zijn, dit jaar’, dacht je.

Toen twee weken geleden een pril zwaluwkoppeltje op de gevel tegenover jouw bed een nest begon te bouwen met de schaarse modder die er deze dagen te vinden is, blonken je ogen. Je had iets om naar uit te kijken.
Om naar te kijken, tout court.
Koers en voetbal op televisie, dingen waar je zo van hield, ze waren jou in die laatste weken omwille van het coronavirus niet gegund.


Jouw band met de natuur is er waarschijnlijk altijd geweest, van toen je ter wereld kwam kort na de oorlog, die 27ste augustus van het jaar 1947, temidden van de Hanse-velden. Het moet een zorgeloze tijd zijn geweest, een tijd van spelen, in bomen klauteren, sjotten op straat en onbekommerd fietsen tot in Nederland. We kunnen het ons nu nog nauwelijks voorstellen.

De kleine Freddy liep aanvankelijk school in Huivelde – dat was pas de grens over – en de verhalen die je daarover opdiste moeten niet onderdoen voor Roald Dahls Mathilda of Ernest Claes’ De Witte, een boek dat je tijdens jouw jeugd verslonden hebt. Gouden tijden moeten het geweest zijn voor kwajongens van jouw kaliber die graag al eens carbuur in een inktpot gooiden. Het risico op een strenge reprimande gingen bengels uit het na-oorlogse Vlaanderen niet uit de weg.

Daarna lonkte het Heilig Maagdcollege in Dendermonde. Op de bus naar Dendermonde leerde je Jenny kennen, de vrouw waar je tot aan jouw overlijden, 48 jaar lang, getrouwd mee zou zijn. Een Huiveldse, dat was durven!
‘Ik was een muurbloempje’, zei Jenny onlangs. Freddy trok zijn voorliefde voor fauna en flora dus door tot in zijn liefdesleven.
‘Maar’,  voegde Jenny er meteen fijntjes aan toe, ‘Freddy heeft me de wereld laten zien.’
Huiveldenaars durfden al eens zweven of wat gewichtiger doen, Hanseveldenaars waren geaard. Zij stonden stevig met de voeten in de wereld. Zo lagen de verhoudingen toen.
De jarenlange verkering kende bijgevolg wel wat beproevingen. Naar een film van Elvis gaan kijken in de cinema, dat kon wel, maar dan wel met de toekomstige schoonouders op de rij erachter.

In 1972, beste Freddy, begon je takken te verzamelen voor je eigen nest. Je huwde met Jenny en twee jaar later kwam de eerste zoon, Giovanni, ter wereld. Op een eerste januari nog wel. Happig om naar de materniteit te rijden was je niet.
‘Je hebt gewoon wat teveel gegeten’, kalmeerde je Jenny.
In 1978, nieuwjaar was twee dagen achter de rug, werd Frederik geboren. Het was de periode dat jullie jullie definitieve stek bouwden en ernaar verhuisden. Een huis dat al snel een echte thuis voor het jonge gezin zou worden.

Jouw bezorgdheid om de schoolresultaten, de betrokkenheid bij hun hobby’s, de ontelbare vakantieperiodes in Hastière, wandelen, langlaufen, kajakken, het staat allemaal in het geheugen van de kinderen gegrift. Net als de jaarlijkse autovakantie naar de Franse en Zwitserse bergen of de Spaanse costa’s. Die ene reis naar Frankrijk, in de buurt van Cahors, in een huis met een toren, bovenop een heuvel, volledig geïsoleerd van de wereld, heeft mythische proporties aangenomen. Je had die reis graag met de kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen nog eens overgedaan. Maar er was meer: je trok met de kinderen, als ze ouder waren, naar het toneel in Gent en naar concerten: Ray Charles, Paolo Conte, Chris Rea, Mark Knopfler, met zijn allen naar Het Swingpaleis. Je zwengelde de liefde voor muziek, kunst en sport aan. Je bracht hen de liefde voor de natuur en voor het tuinieren bij.

Naast de toegewijde, bezorgde vader, was je ook de joviale collega – dat blijkt uit de tientallen mooie rouwbetuigingen die we de voorbije dagen uit die hoek mochten ontvangen, en de vriend die met tal van kameraden allerlei strapatsen uithaalde: naar Scherpenheuvel wandelen, naar Parijs en Amsterdam trekken, deurenkomedies over bokskampioenen op de planken brengen, kermissen en wandeltochten organiseren. Het is maar een kleine bloemlezing. Als er te feesten viel was je er heel graag bij. Steeds goedlachs, maar ook recht voor de raap en eerlijk, was je in al die contacten. Je had principes, en die maakte je ook kenbaar.

En niet te vergeten: de echtgenoot. Jouw ziekte heeft jullie oudere dag er niet makkelijker op gemaakt, tien jaar lang. Tegelijk hebben jullie het er nog een tijd goed van kunnen nemen, voor en na Freddy’s pensionering. Er is nauwelijks een stukje Europa te bedenken dat jullie op die talrijke busreizen en cruises niet aangedaan hebben. Het zijn ongetwijfeld fantastische herinneringen. En dan was er nog de tweede stek in Hastière.

Tot jouw laatste dag, 24 uur op 24, heeft Jenny voor jou klaargestaan. Dat mag toch ook even beklemtoond worden. Het toont aan hoe innig jullie met elkaar verbonden waren, 53 jaar lang.

‘Zijn er al zwaluwen?’
Het was één van jouw terugkerende vragen de voorbije weken.
‘Hoe gaat het met de kleinkinderen?’
Dat was een andere steeds weerkerende bekommernis.
Toen de kleinkinderen – in deze coronatijden – een uitzonderlijke keer langskwamen rolden de tranen over je wangen.
Dit verhaal was niet af.
Voor jou niet, voor hen niet.
Je had graag geweten wat er van hen geworden zou zijn.
Zahra, Kyara, Rune en Daan zullen je blijven herinneren. Zo zal Zahra bijvoorbeeld nooit vergeten dat ze, na een chemotherapie, als jouw haar zich begon te herstellen, flessendopjes over het lichte haar kon doen zweven. De jongens zullen zich naast zoveel andere zaken, de bezoekjes, de uitstapjes naar het Bospark, de fietstochtjes, het geocachen, het maïs rapen en het fuiken zetten zeker in gedachten houden.
Dit verhaal was inderdaad niet af.
En, inderdaad, elk afscheid komt te vroeg.
Desalniettemin, duizendmaal bedankt.
Voor alles.
Voor het 72 jaar lang Freddy zijn.


Op de brug, tussen spiegelend water
en zonsondergang in, stonden wij.
‘Vergeet je die zwaluw ooit, later?’
vroeg ik – ‘Kijk, daar scheert hij voorbij.’
‘Nee, nooit!’ is wat jij ernstig zei.


Wat een juichende vlucht nam het leven,
wat een kippenvel plots, wat een zucht!
Tot we sterven, tot morgen, voor eeuwig
die avond, wij twee op de brug.



(Nabokov)