donderdag 29 september 2011

Giovanni: 'Victor en Hugo'

Grote reizigers zijn we niet. Bovendien zijn de kinderen nog jong en beperken we ons de voorbije jaren tot bestemmingen die zich binnen een comfortabele straal van een drie- à vierhonderdtal kilometer bevinden.

Maar, tegelijk is het onwaarschijnlijk hoe vaak Victor Hugo ons pad kruiste. Op de Place des Vosges in Parijs, waar hij zestien jaar woonde, is dat niet verbazingwekkend. In het monumentale Parijse Panthéon waar zijn lichaam rust evenmin.

Maar ook op plekken waar je het niet verwacht, ontmoet je hem.
In het Waals-Brabantse Villers-la-Ville, bijvoorbeeld. Op de muren van de abdijruïnes liet hij graffiti achter. De tekst is met de tand des tijds verdwenen, maar ik bezit er een mooie facsimile van:
Veni Vidi Fleuvi
Ô fats! Sots parvenues, ô pitoyable engeance
qui promenez ici votre sotte ignorance
et votre vanité!
Cessez de conspuer cette admirable ruine
en y bavant vos noms qui, comme une vermine
souillent sa majesté!


Ook, even verderop, in Waterloo maakte hij zijn opwachting. Wat meer is: op 30 juni 1861 om 8.30 uur schreef Victor Hugo in het Hotel des Colonnes in Waterloo het woord 'einde' in het manuscript van Les Misérables. Hij verbleef twee maanden in het hotel om een passage uit het boek over de veldslag zo getrouw mogelijk neer te pennen. Het hotel, op het carrefour Mont Saint-Jean, staat er niet meer. Op de plek bevindt zich nu een garage. Toen Hugo er verbleef stond de heuvel met de leeuw er al.

In het Normandische Jumièges aan de Seine was hij ons ook voor. Op 12 augustus 1835 kwam hij er aan om de indrukwekkende ruïnes te bewonderen, op enkele dagen na 173 jaar alvorens wij er een bezoekje brachten.

Hugo moet naar negentiende-eeuwse normen ontzettend veel gereisd hebben. Zelfs in het onooglijke Esch-sur-Sûre in het groothertogdom Luxemburg, waar we in 2010 een week verbleven, dwaalde zijn geest nog rond. Toen hij er in 1871 langskwam was de imposante burcht die het dorpje domineert nog bewoond. We lezen even mee in zijn dagboek.
24 août 1871
A 9 heures et demie, après avoir pris le café, nous sommes partis en char à bancs tous les quatre pour Esch-le-Trou. La famille de l'auditeur militaire, gendre de Mme Popp,et la comtesse de Vedel, nous accompagnaient dans une calèche. Nous sommes arrivés à Esch-le-Trou à midi et demie. On descend une grande côte, on longe une rivière, la Sure (ainsi nommée parce qu'il n' y est jamais arrivé d'accident), on passe un tunnel creusé dans le roc vif, et l'on entre dans une vallée assez sauvage. Il y a là, au-dessus d'un village, un vieux burg; une tour ronde et une tour carrée, toutes noires, se regardent des deux bords d'un précipice; derrière la tour carrée s'échelonnent sur les crêtes du rocher trois ou quatre autres tronçons de tours. C'est du dixième siècle et tres farouche. Nous avons dejeuné, avec nos compagnons d'excursion, à une auberge primitive qui est là. Puis nous sommes montés au burg. Il est habité. Les paysans ont remis aux tours effondrées des toits de paille et ils ont fait du donjon une énorme chaumière. Revanche du village sur la seigneurie. Rien de fauve et de misérable comme ces intérieurs. Une fille couche là, dans un trou sans vitres, sur de la paille, presque en plein air, hiver et été. J'ai vidé là mon porte-monnaie.'


Na een kort verblijf in 1865 zocht Hugo vast verblijf in Vianden na zijn uitwijzing uit Belgie op 30 mei 1871. Opnieuw een plaats waar we de schrijver van 'Les misérables' en 'Notre-Dame de Paris' tegen het lijf liepen. Terwijl zijn gevolg in hotel Koch logeerde - eigenlijk meer herberg dan hotel -, installeerde Victor Hugo zich op de eerste verdieping van het aangrenzende huis dat met de brug een hoek maakt. Hier schreef de dichter een gedeelte van zijn bundel "Het verschrikkelijk jaar".
Over Vianden schreef hij: "Vandaag de dag, in zijn prachtige landschap dat eens heel Europa zal bezoeken, bestaat Vianden uit twee dingen die geheel troostend en prachtig zijn: het ene droevig, een ruïne, het andere lachend, een volk."
Op 14 juli 1871 nam Victor Hugo de leiding bij een brand die een twaalftal huizen met strodaken in de benedenstad bedreigde. Tijdens de afwezigheid van de burgemeester organiseerde de dichter een menselijke ketting die met emmers het water uit de rivier tot bij de brand bracht. Hij zelf werkte daadwerkelijk in deze ketting mee van middernacht tot twee uur in de morgen.

En zelfs over Dinant, waar ik al sinds mijn zevende kind aan huis ben, doet Victor Hugo zijn zegje. Dinant is 'la plus belle fille de Meuse'.

Het is veelzeggend dat overal en na al die jaren de herinnering aan de bezoekjes van de schrijver levendig worden gehouden. Hij is niet de minste. Dankzij onze toevallige ontmoetingen met de plaatsen waar hij vertoefde ben ik me in zijn werk beginnen verdiepen en het beginnen lezen. Met veel genoegen, overigens. Hij is niet alleen een groot - ik wik mijn woorden - verhalenverteller en dichter. Ook zijn politieke ideeën zijn de moeite waard.