dinsdag 23 juni 2020

Uit de kast (16): 'Focus op Molookpour en Picqueur'

Ik neem op geregelde tijdstippen een cd uit de kast en beluister de opname opnieuw.
Vandaag, nummer 16.


Mutations, The Royal Symphonic Band of the Belgian Guides, Yves Segers

Muziek van Picqueur, Rimsky-Korsakov, Strens, Molookpour, Kosmicki en Bômont


De cd 'Mutations' verzamelt enkele masterpieces uit het hafabra-genre: een bewerking van de ouverture van Rimsky Korsakovs opera The tsar's bride voor harmonieorkest, de Rapsody polyritmique van Jules Strens - een componist die met een ander werk, zijn Danse Funambulesqueeen invloed zal uitoefenen op het werk dat de titel gaf aan deze cd, hier kom ik later nog op terug -, Réminescence diabolique van Alexandre Kosmicki en voor de fans van de deze week overleden auteur Luis Carlos Zafon een driedelig werk opgehangen aan zijn bekendste roman De schaduw van de wind

Maar ik focus me op twee werken uit deze opname, vooreerst The ruïns of  Palmyra van Amir Molookpour.
Ik had in 2017 het genoegen, in het kader van een concert van de Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele, hem te interviewen. Het orkest had toen dit werk op het programma staan.
'Op het moment dat ik de opdracht kreeg om een werk voor de Belgische Gidsen te schrijven was de invasie van Syrië en Irak door IS volop aan de gang, de vernieling van al dat historische erfgoed en meerbepaald dat van Palmyra stemde me droef. Sindsdien voelde ik de noodzaak om er iets aan te doen, dat was de aanzet om dit werk te schrijven', stak Molookpour van wal.
Ik vroeg hem of dat betekende dat hij ervan uitgaat dat kunst en muziek de wereld beter kunnen maken.
'Ja, muziek en kunst zijn grote krachten', antwoordde hij, 'maar het is complexer dan dat. Elke artistieke poging is er een om de wereld beter te maken. Wat dit werk betreft: als ik niets kan doen om een dergelijke ramp te vermijden, kan ik op zijn minst proberen er mijn publiek bewust van te maken. Normaal doe ik heel veel research naar het onderwerp van een compositie om er kennis en inspiratie over op te doen. Deze keer heb ik dat om verschillende redenen niet gedaan, omdat het niet uitsluitend over Palmyra gaat. Ik wilde geen werk schrijven over hoe overweldigend de plek wel is of over de geschiedkundige aspecten ervan. Wat ik wilde bereiken is mijn persoonlijke bedenkingen, gedachten en gevoelens overbrengen over wat deze plek overkwam. Het is een denkbeeldige trip naar Palmyra om er de leegte te zien, eerder dan de grootsheid. Het gaat over boosheid en droefheid, maar ook over wat ik me inbeeld bij het aanschouwen van deze fantastische plek.'
De componist is hier uitstekend in geslaagd en het harmonieorkest van de Gidsen onder leiding van Yves Segers weet al deze alle affecten voortreffelijk over te brengen. Goede wijn behoeft geen spreekwoordelijke krans, maar laten we toch nog maar eens de lof zingen van dit uitzonderlijke orkest.

Mutations van Bart Picqueur, een uitdagend hedendaags werk van een twaalftal minuten gaf de naam aan deze cd. Zoals ik eerder aangaf, werd het werk - als ik de website van het Europees Kampioenschap voor Blaasorkesten waar de compositie in 2018 als plichtwerk werd gekozen, mag geloven - geinspireerd door de Danse Funambulesque van Jules Strens en Dionysiaque van Florent Schmitt. Afgaande op de titels klinkt dit heel geloofwaardig. Feit is dat Picqueur een motief van vier noten doorheen het hele werk laat evolueren, net zoals een spontane mutatie in het evolutieproces voor genenvariatie zorgt. In tegenstelling tot eerdere werken zoals Histoires Landaises, Ros Beyaerd saga en zijn Symphony n°0 die duidelijk een literaire inhoud verklanken, gaat Picqueur in recenter werk meer en meer de richting van de absolute muziek uit. Met veel verve, overigens. Het werk bouwt zich op rond twee sferen, enerzijds een trage, mysterieuze dreiging, anderzijds een vitale, energieke en sanguinische, zich voortstuwende expressionistische dans. Picqueur geeft in dit werk geen vingerbreed toe aan de commercie, net zoals Louis Martinus and Hardy Mertens, twee componisten die hij bewondert en aan wie hij het werk opdroeg, dat niet zouden doen. 
En dat levert topmuziek op.
Meer van dat, Bart! Ik volg!

Giovanni

maandag 22 juni 2020

Uit de kast (15): 'Vroegste klarinet huppelt'

Ik neem op geregelde tijdstippen een cd uit de kast en beluister de opname opnieuw.
Vandaag, nummer 15.


Johan Adam Faber, Missa Maria Assumpta

Terra Nova Collective, Vlad Weverbergh


Toen ik, november 2018, op de Facebookpagina van het Antwerpse Vleeshuismuseum over deze cd las, bestelde ik hem meteen. De muziek lag in mijn interessegebied, 18de-eeuwse muziek van lokale kapelmeesters aan onze kathedralen, een domein waarin ik me tijdens mijn studietijd*, en ook nog nadien, o.a. door het speelklaar maken van enkele manuscripten**, in had gespecialiseerd.

Vlad Weverbergh, klarinettist en docent basklarinet aan het Antwerpse conservatorium, nam het initiatief voor deze opname. Niet toevallig uiteraard. De Missa Maria Assumpta van Johan Adam Faber (1692-1759) -  in 1720 muzikant en tenor aan de Antwerpse kathedraal die hogerop wou, en een tijdgenoot van Bach - is een van de eerste muziekwerken met een belangrijke uitgeschreven partij voor klarinet, een gloednieuw instrument in die periode. Als ik dat vergelijk met het studieobject van mijn thesis destijds, Jean-Noël Hamal (1709-1778), componist en kapelmeester aan de Luikse kathedraal in iets latere tijden, kan ik enkel stellen dat Faber een pionier was, want nergens blijkt dat Hamal ooit van de klarinet had gehoord.

Vivaldi had in zijn oratorium Judith Triumphans, in de aria Veni me sequere wel eens occasioneel een klarinet gebruikt, maar hij behandelde ze overduidelijk als een trompet. Dat is bij de uit Mainz afkomstige Faber wel anders. Dan gebruikt hij de klarinet als solo-instrument, dan als begeleidingsinstrument met gebroken akkoorden. Musicoloog Eugeen Schreurs heeft het zelfs over de eerste klarinetcadens in de muziekgeschiedenis. Heel inventief allemaal. De grote tessituur die hij voorschrijft is vrij uitzonderlijk op dat moment. De klarinettist moest dat maar aankunnen, of speelde de componist de partij zelf? Hij moet het instrument alleszins wel heel goed gekend hebben. 

In deze mis wordt de klarinet in drie onderdelen aangewend, het Gratias agimus, het Qui tollis peccata mundi en het Credo (Crucifixus)Het Gratias, het eerste deel van de mis waarin de klarinet opduikt, moet voor verbaasde gezichten gezorgd hebben onder de clerus.  
Eugeen Schreurs vergeeft het me zeker als ik hem in dit verband even citeer: 'Het Gratias agimus was zeker een ongekende verrassing voor de kanunniken: niet omwille van de sopraansolo, de traverso, de strijkers in pizzicato en het klavecimbel. Wel zullen allen reikhalzend naar het hoge doksaal hebben gekeken vanwaar wellicht voor de eerste keer een klarinet weerklonk. Het thema klinkt frivool, zelfs wat galant door het gepunte ritme en de triolen. De klanken lijken als het ware uit de hemel te worden gestrooid.'
Ik kan enkel instemmen met Schreurs: het Gratias klinkt bijwijlen als een huppeldans. 


Ik heb het altijd gehad voor muzikanten die eerder ongespeelde muziek vanonder het stof halen. Dat is ook mijn dada. Liever dan voor de 187ste keer de 40ste symfonie van Mozart op te nemen (al kan dat soms ook nog voor vuurwerk zorgen). Lof dus voor Weverbergh. Al rijpt dat idee al langer en zien het we bij de allergrootsten. Cecilia Bartoli grijpt al een tijd haar enorme bekendheid aan om ongekend repertoire tot bij het publiek te brengen. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.

Giovanni Van Avermaet en Katrien Lenaerts: Jean-Noël Hamal als belangrijk vertegenwoordiger van de Luikse school in de achttiende eeuw en verdere bestudering van zijn opus I, II en III en zijn vier opera's: Voëgge di Chôfontaine, Li ligeoi égagy, Li fiesse di Houte-si-plou, Les YpoconteDissertatie lic. kunstwetenschappen: musicologie, 1996, 5 vol.
** o.a. het oratorium Judith Triumphans, de opera Li ligeoi egagy en tal van andere werken van Jean-Noël Hamal (1709-1778)

'Liszt bij de prinsen van Chimay'

Ik dacht het theatertje van het kasteel van Chimay voor het eerst gezien te hebben als tiener in het Artis Historia-boek 'De wereld van de opera'. Bij nazicht blijkt dat niet te kloppen: ik vind vandaag geen gekleefd prentje in dat boek terug van die kleine, wondermooie, met rood fluweel beklede bonbonnière. Desalniettemin, ik moet het ergens gezien hebben. Met mijn zwak voor historische theaters bleef het in mijn hoofd spoken en in 2017 trok ik naar het kasteel van de prinsen van Chimay. Dat 'barokke' theatertje wou ik met mijn eigen ogen bekijken.


Ik was die dag, op dat moment althans, de enige bezoeker in het kasteel - dat een duizendjarige geschiedenis - telt en mocht het vrij bezoeken. Ik trok vrij snel naar het miniatuurtje waar 220 toeschouwers kunnen plaatsnemen. Een toezichter nodigde me uit om in de loge van de prins en zijn echtgenote plaats te nemen. Van daaruit had ik een perfect panoramisch zicht op het juweeltje.  
Omdat er 's avonds een bescheiden productie plaatsvond, kon ik de barokke decorelementen (en machinerieën?) die dag niet bekijken. Toch enkele kanttekeningen bij het barokke karakter van de zaal: het theatertje werd pas in 1863 ontworpen en gebouwd - ter vervanging van een ouder theater in Italiaanse stijl -, maar wel naar het model van het Lodewijk XV-theater (1710-1774) in Fontainebleau, weliswaar een beetje kleinschaliger. Het theater van Lodewijk XV is overigens niet meer in zijn oorspronkelijke staat te bezoeken, Napoleon III vertimmerde het. In Chimay kan je je er een gedacht van vormen.


Liszt en Gounod
Fijn is dat het zaaltje nog steeds gebruikt wordt en dat de prins een lange traditie van muziekrecitals verderzet. Je kan er nog steeds concerten bijwonen, voornamelijk recitals en kamermuziek. Liszt speelde er ooit, net als Gounod en Borodin. Luigi Cherubini componeerde er een deel van zijn Messe de Chimay.


Ik keer zeker nog eens terug, ooit, voor een concert.
Maar de aanblik van dit charmante en uitzonderlijke erfgoed is op zich de verplaatsing meer dan waard.

Giovanni 

woensdag 17 juni 2020

Uit de kast (14): 'Ontspannen Magdalena Kozena in moedertaal'

Ik neem op geregelde tijdstippen een cd uit de kast en beluister de opname opnieuw.
Vandaag, nummer 14.


Magdalena Kozena, Songs my mother taught me
Traditionals, Janacek, Dvorak, Schulhof, Eben, Rösler, Novak, Martinu


Met de eerste track op deze cd is de toon meteen gezet, we begeven ons op het pad van de volksmuziek. Kozena zingt de traditional Kebych bola jahodu (Als ik een aardbeidplant was) a capella, ruw en gutturaal, alsof niet geoefende stemmen in een bruine kroeg het zouden verklanken. In de liederen die volgen hanteert ze haar klassiek geschoolde stem, maar de Tsjechische muziek houdt stand, met songs die haar effectief door haar moeder werden aangeleerd of die ze leerde kennen op dorpsfestivals. De luisteraar krijgt arrangementen van volksmelodieën voorgeschoteld, in de volksmuziek gewortelde kunstmuziek van Janacek (1854-1928), Dvorak (1841-1904), Schulhof (1894-1942), Eben (1929-2007), Novak (1870-1949) en Martinu (1890-1959), fragmentjes of volledige kortere cycli. De liederen zijn stuk voor stuk sfeervolle miniatuurtjes en doordat ik de cd kocht in een goedkope driedelige promobox* mis ik het boekje met de teksten en hun vertalingen ontzaglijk. Hier en daar biedt het internet soelaas. Genoeg om het aangrijpende lied van Dvorak te begrijpen dat de titel gaf aan deze recitalcd, over het belang van het doorgeven van liederen, van generatie op generatie.

When my old mother taught me songs to sing,
Tears would well strangely in her eyes.
Now my brown cheeks are wet with tears,
When I teach the children how to sing and play! 

Genoeg om te vatten dat Pasala volky een getoonzette dialoog is tussen een sluwe jongen en een flirterig meisje. Gesneden brood voor Kozena die er haar operaskills volledig in uit kon spelen.

Op enkele uitzonderingen na (het spannende en opbeurende Muzikanti van Janacek bijvoorbeeld, je hoort glashelder het ongecompliceerde van in groep muziek maken) hangt er een sluier van weemoed over deze plaat. Veel liefdesverdriet, veel onbereikbare geliefdes.

Kozena zingt met de kwaliteit die we van haar gewend zijn en hoorbaar ontspannen, met het gemak van iemand die in de moedertaal mag zingen. Om kort te gaan: prachtig vertolkt en een puntgave selectie van liederen uit het gevierde maar ook nauwelijks gekende Tsechische liedrepertoire. De composities van Peter Eben - in I dare not ask duidelijk refererend naar Dowland - en Vitezslav Novak - Fairytale of the heart - waren voor mij echte revelaties.
Giovanni

* Samen met de cd's Lamento en French aria's door Magdalena Kozena. 

dinsdag 16 juni 2020

Eerste hulp bij reader's block

Gelukkig valt het niet al te frequent voor, maar het gebeurt toch af en toe dat ik geconfronteerd word met een reader's block. Je neemt een boek in de hand, slaat het open, en staart naar de paragrafen, maar geen enkel woord, laat staan zin, dringt door.
Ondertussen heb ik enkele manieren gevonden om dit vrij snel te boven te komen.

Arthur Conan Doyle en Jules Verne zijn meesters in het wegwerken van een reader's block. Hun verhalen en boeken lezen bijzonder vlot weg, het is ontspannende lectuur. Niet meer, niet minder. Niet te moeilijk herstarten is een gouden regel! In het geval van de Sherlock Holmes-verhalen kan je overigens met hele korte vertelsels starten, van een twintigtal pagina's. Voor je het weet ben je weer klaar voor het echte werk. De werken van Verne en Conan Doyle, ik val er veelvuldig op terug. Ze zijn meer dan honderd jaar oud, maar hebben niets aan vertelkracht ingeboet. Het feit dat ze destijds als krantenfeuilleton werden opgevat helpt waarschijnlijk. De vaart blijft erin, de nieuwsgierigheid gewekt.

Als het echt kort moet zijn er de gebundelde reisverhalen van Cees Nooteboom. Zijn indrukken pent hij neer in hooguit een vijftal bladzijden. Je leest er eentje, of meerdere na mekaar en treft er - mooi meegenomen - het mooiste Nederlands dat ons taalgebied rijk is.

In dezelfde korte en/of gecompartimenteerde trant: interviewboeken, mooi overzichtelijk.

Auteurs die enorm beslagen zijn in een bepaald onderwerp en dat met een daverende passie overbrengen slagen erin me opnieuw een klepper in één ruk te doen uitlezen. Michiel Hendryckx of Marc Didden zijn zo twee keien, of de vroege Bart Van Loo. Philipp Blom ook.

Boeken herlezen helpt ook. Ik denk in mijn geval aan het oeuvre van Willem Elsschot. Of als dat niet helpt is er nog steeds de Tuin om in te spelen van Henri van Daele. Van Daele is een meester in puurheid, hij schrijft geen woord te veel. Een bijgebleven jeugdboek doet ook wonderen, net als een streekroman die zich in de buurt afspeelt. Opnieuw van Daele of een De Pillecyn.

Boekensites geven ook nog andere tips, ik geef ze voor de volledigheid even mee.
- Lees pagina 69 van een boek en je weet meteen waarom het al dan niet iets voor jou zou zijn. (Waarom niet pakweg pagina 56 is me een raadsel)
- Schuif de technologie van smartphones, televisie e.a. aan de kant
- Luister naar een audioboek. Hierin kan ik ook enige ervaring aan de dag leggen en het werkt effectief.
- Voel je niet verplicht een boek uit te lezen als het je niet ligt
- Probeer een nieuw genre

Giovanni

Uit de kast (13): 'Om het meest'

Ik neem op geregelde tijdstippen een cd uit de kast en beluister de opname opnieuw.
Vandaag, nummer 13.


Beethoven, Diabelli-vatiaties (en variaties op hetzelfde thema van Liszt, Czerny, Hummel, Schubert,...)
Andreas Staier, pianoforte


Hoe ik bij bepaalde cd's en uitvoerders terechtkom gebeurt dikwijls via een soort van ketting. Pianist Andreas Staier leerde ik kennen via zijn opname van klavierwerk van C.P.E. Bach met het Freiburger Barockorchester, het Freiburger dan weer dankzij samenwerkingen met René Jacobs en Kristiaan Bezuidenhout.

De Diabelli-variaties spraken al een hele tijd tot mijn verbeelding toen ik enkele jaren geleden de opname van Staier kocht. De titel had in mijn hoofd iets duivels, maar dat bleek totaal naast de kwestie te zijn. Diabelli was een uitgever en componist, die op een bepaald moment een walsthemaatje schreef en aan vijftig Oostenrijkse componisten vroeg er een variatie op te schrijven. Gaaf idee! Hij zond hen het themaatje op dat vier vijfde van de rectozijde van het vel muziekpapier besloeg en de componisten vulden de resterende notenbalken aan, ze schreven dus allemaal een variatie die ongeveer even lang was. 

Beethoven deed veel meer dan dat, hij componeerde maar liefst 33 variaties. Niet toevallig, hij had voordien al een Thema met variaties geschreven dat er 32 telde en hij wou beter doen. Die 32 waren er ook niet lukraak gekomen, want telde Bachs Goldberg-variationen er geen dertig? Een beetje competitie, Beethoven was er niet vies van.  
33 variaties, dat is geen klein bier. Beethoven haalt dan ook werkelijk alles uit de kast: uitgepuurd, mysterieus, virtuoos, stormachtig, noem maar op, het zit er allemaal in. Hij rekt het begrip variatie op alle mogelijke manieren uit. En horen we in variatie 22 niet Notte e giorno faticar uit Mozarts Don Giovanni? Suggereert Beethoven hier dat Diabelli zijn thema van Mozart zou gestolen hebben? Leuk ook dat hij onverhoeds afsluit met een menuet en niet met de daaraan voorafgaande fuga.

En nee, het zijn geen Biedermeier-omspelingen. Beethoven was op het toppunt van zijn kunnen, hij zou nog enkele jaren leven. Vreemd genoeg heeft dat het werk ook een tijdlang geschaad en werd het daardoor weggezet als een compositie van een steeds dover wordende man. Kletsica, uiteraard!

Staier speelt op een fortepiano naar Conrad Graff. Ondermeer dankzij de pedalen weet hij een enorme verscheidenheid aan timbres uit het instrument te toveren. In forse passages komt er als het ware slagwerk uit het instrument. Staier bestudeerde het manuscript nauwkeurig en volgt de meest precieze dynamische aanwijzingen en spanningsbogen.  

Neem er uw tijd voor, zou ik zeggen!
Giovanni