zondag 14 januari 2024

Over de tango

Nieuwjaarsconcert 14 januari 2024 | Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele
Inleiding 'Red shoe danceries'


Tijdens mijn studententijd leerde ik de tango kennen. Niet zozeer de dans, maar wel de muziek. Dat is ongeveer dertig jaar geleden, en ik ben er altijd blijven naar luisteren. Vooral naar Astor Piazzolla dan, wat hij met het genre heeft gedaan is ronduit verbluffend. Over hem heb ik veel gelezen, maar met zijn muziek zitten we al in een heel laat stadium van de tango. Piazzolla overleed in 1992, hij behoort tot de zeer recente geschiedenis. Straks meer over de man. Over de vroege geschiedenis van de tango, laat staan het ontstaan ervan was ik veel minder op de hoogte. Daar ben ik de voorbije maanden naar op zoek gegaan, en geloof me, het is ingewikkeld. Maar ook boeiend. Ik zal het tangoverhaal in dit korte tijdsbestek een beetje gestructureerd uit de doeken proberen doen en een paar misverstanden de wereld uit proberen te helpen.

Geografisch is het vrij eenvoudig. De kiemen van de tango liggen in Zuid-Amerika, aan de oostkust, aan de deltamonding van de Rio de la Plata in de Atlantische oceaan, meerbepaald in de havensteden Buenos Aires en Montevideo, respectievelijk Argentinië en Uruguay.

Op sociaal-demografisch vlak is het een ander paar mouwen, maar wezenlijk voor een begrip van de tango. Argentinië werd  oorspronkelijk en nog tot een eind in de negentiende eeuw bevolkt door kleine geïsoleerde gemeenschappen, honderden indianenstammen (Araucanos, Querandies, Guaranies, Pampa’s, Diaguita’s, Ranqueles, ...) Grote volkeren zoals de Inca’s en de Maya’s elders op het continent heeft Argentinië niet gekend.
Wat wel gelijk loopt is het feit dat het grondgebied onder de voet werd gelopen door de Spanjaarden en door hen gekoloniseerd. Tot 1810, het moment waarop de Criollos, de in Zuid-Amerika geboren nazaten van de Spanjaarden, genetisch ook al vaak vermengd met de oorspronkelijke bewoners, zich losscheuren van Spanje en de onafhankelijkheid uitroepen. Het samenleven verloopt een hele tijd harmonisch tussen die oorspronkelijke bewoners, de criollo’s en de afstammelingen van de uit Afrika afkomstige slaven die eerder het land waren binnengebracht. In 1852 komt daar verandering. Verlichte liberalen komen aan de macht en willen net die tegenstrijdigheden in die sociaal-historische werkelijkheid opheffen. Het volkskarakter moest wijken voor de opmars van het Europese kapitalisme. Om dat doel te bereiken werden onderwijzers en onderwijzeressen uit Europa en Noord-Amerika aangetrokken. Het onbeschaafde beest werd aangevallen, en het licht zou zich in alle lagen van de sociale hiërarchie moeten verspreid worden. In de grondwet werd opgenomen dat immigranten van waar ook ter wereld zouden worden opgevangen. De realiteit was minder idyllisch, de voorwaarden om tot het land toegelaten te worden waren enorm streng. Aan een Afrikaans land bijvoorbeeld werd nooit een immigratievergunning verleend, men mikte op inwijkelingen vanuit het geïndustrialiseerde Noord-Europa. Maar die kwamen niet. Wel kwam men massaal uit de plattelandsgebieden van zuidwestelijk Europa, uit het Rijngebied, het Middelandse Zeegebied en Frankrijk. In 1910 telde Argentinië meer buitenlanders dan oorspronkelijke bewoners. Hetzelfde effect voltrok zich in Chili en Uruguay. Al die mensen moesten gehuisvest worden en dat werd een gigantisch probleem. Een deel van het volk dat door de liberale ideologie werd gefnuikt en zich niet kon uiten, criollo’s en gringo’s (niet-Spaanse immigranten die niet echt de verwachtingen van de heersende klasse invulden) hokten samen in de conventillo’s, huurkazernes die oorspronkelijk enkel de zwarte bevolking toebehoorden. Je kan je voorstellen dat een boer uit de Franse midi zich niet echt gelukkig voelt als het buitenleven zich beperkt tot de patio van het huurappartement. Zij maakten samen muziek, en dat was niet de muziek van de heersende klasse, dus zeker geen polka’s of walsen. De conventillo’s huisvesten een verwaarloosde bevolking die probeerde te overleven in een door een oligarchie geregeerd land. Geen wonder dat zich dit uit in hun muziek. De basis van die muziek werd gelegd door de trommelritmes van de Afrikanen. Hun muziek werd in Argentinië tot de komst van de liberale heersers gedoogd in de missen, maar ook tijdens het carnaval. Nu kwam die naar boven in de huurkazernes waar ze net zoals de anderen een teruggetrokken leven leidden. Een langzame bewerking van die Afrikaanse ritmes op de instrumenten van de Spanjaarden en de gringo’s, gitaar en mandoline, zullen tot de tango leiden door een vermenging met het geliefkoosde genre van de Spanjaarden, de criollo’s en gaucho’s: de milonga (oorsprong in percussie van de Afrikanen in Z-Amerika, de candombe, op vihuela en gitaar). En niet te vergeten: de habanera, in oorsprong een contradans, die door Franse hovelingen in Cuba werd geïntroduceerd, daar door zwarte slaven werd opgepikt en tot in Argentinië werd gebracht. Die habanera zal voor het typische tangoritme in de bassen zorgen. De dans waarbij de partner bij de taille wordt vastgenomen ontwikkelt zich ook daar. De herkomst van het woord tango zelf, men is er niet uit. Er wordt vaak verwezen naar de Spaanse of quechua-woorden tanir en tambor, die verwijzen naar trommelen. Maar plausibeler blijkt een Afrikaanse herkomst te zijn. Een Afrikaans woord dat gesloten ruimte betekent, en duidt op plaatsen waar zwarte slaven werden opgesloten, zou verbasterd kunnen geweest zijn tot tango. Ik verwees ook al naar de Afrikaanse mythologie: de god van de donder heet daar Shango en die wordt ook vaak met het bespelen van trommels geassocieerd.


Maar goed, de mythe dat de tango in de bordelen van Buenos Aires is ontstaan kunnen we dus naar de prullenmand verwijzen. De plek waar de tango gistte is wel degelijk het conventillo. Van daaruit verspreidde hij zich uiteraard wel naar de danszalen en de bordelen. In die bordelen overigens kwam de middenklasse en de hogere klasse er mee in contact. Hij werd toen meestal gespeeld door een trio van viool, fluit en gitaar. In zijn puurste vorm was de tango instrumentaal. Maar hij werd eveneens gezongen, vaak met eenvoudiger teksten. De man die de gezongen tango tot een hoogtepunt zal brengen is Carlos Gardel. Hij weet de bevolking te raken met rake teksten die de sociaal-culturele ziel raken. De mythe Gardel neemt een ongelooflijke vlucht als hij op het toppunt van zijn roem omkomt tijdens een vliegtuigongeluk.

Iets anders, hoe zit dat dan met de bandoneon? Van dat instrument was dus oorspronkelijk geen sprake. Het instrument bedient zich van een blaasbalg zoals een accordeon en werd in 1835 ontwikkeld door de Duitser, ik verzin het niet, Heinrich Band. Bedoeling was bij openluchtmissen het orgel te vervangen en tevens om gebruikt te worden bij feesten. Het instrument was compact, woog niet veel, maar had toch de majestueuze klank van een orgel. Het verhaal gaat dan een Duitse matroos zijn instrument in Argentinië verkocht om te kunnen drinken. Alleszins, meerdere instrumenten belandden in de conventillo’s. Daar verbond één van hen, de mulat Pardo Sebastian Ramos Mejia de tango met de bandoneon. De fluwelen, ietwat droefgeestige klank van het instrument, met uiteindelijk 38 toetsen in de zangkast en 33 in de baskast, leende zich uitstekend voor het genre. ’t Is overigens een wonderlijk instrument: duwen of trekken aan de blaasbalg genereert andere tonen. Dit in combinatie met de toetsen die voor een leek niet logisch gepositioneerd lijken maken het een moeilijk instrument om aan te leren.  

We verlaten Zuid-Amerika en trekken naar Parijs. Van daaruit, en wel degelijk vanuit de bordelen en nachtclubs, zal de tango de wereld veroveren. Hij werd binnengebracht door zeelieden die in Marseille aan wal gingen, maar ook door cocaïne- en vrouwenhandelaars. De tango werd in Frankrijk geïntroduceerd als erotische koopwaar. Het wordt duidelijk: zonder de zeeën zou er van tango geen sprake zijn. De acteur Rudolph Valentino leerde in Frankrijk de tango dansen en bracht het over naar het witte doek. Igor Stravinsky en Kurt Weill lieten er zich door inspireren voor hun muziek. En dan gaat het ineens snel naar Berlijn, Wenen, New York en Tokyo. Op dat moment lijkt ook de hogere aristocratische klasse in Argentinië gewonnen voor de tango.

Op dat moment beginnen ook de tango-orkesten zich in Argentinië te ontwikkelen. Lange tijd werd hij gespeeld door gewone mensen, portenos, uit de havenstad. In het begin van de 20ste eeuw gooien beroepsmuzikanten zich op het genre. Het orquesta tipica ontstaat Een piano en een bas zorgen voor het strakke onderliggende ritme, bandoneon en violen concentreren zich op de zangerige melodie. Dat contrast heeft onze dirigent Bart onze harmonie tijdens de repetities er goed ingelepeld. Orkestleiders zoals De Caro, Fresedo en Pugliese verruimen het orkest nog meer: ze halen de mosterd bij jazzbands, introduceren de polyfonie in de tango en heel wat nieuwe technieken, bijvoorbeeld bij de viool strijken met de houten kant van de strijkstok,… Hannibal Troilo werkt met vier violen, piano, bas, vijf bandoneons, altviolen en cello’s. Dat had natuurlijk ook te maken met het feit dat grotere zalen met klank moesten worden gevuld en de tango de concertzaal bereikte. Hij voegde ook een arrangeur als extra muzikant toe. De arrangeur speelde niet maar moest harmonie en eenheid brengen in het orkest op basis van de klankkleuren van de instrumenten.

Heel kort: rond 1925 begon het verval, de cinema begon de cabarets te vervangen. Er kwam nog een heropleving tijdens de tweede wereldoorlog omdat Argentinië een mediadecreet had uitgevaardigd dat stelde dat er minstens voor 50 procent aandacht moest zijn voor nationale muziek. Dat werd nog even een gouden tijdperk. Na de oorlog veranderde de smaak en werd de culturele hegemonie van Noord-Amerika en Europa dominant.

Dat is buiten Astor Piazzolla gerekend. Hij werd in 1921 in Mar del Plata, Argentinië, geboren, als kleinzoon van Italiaanse immigranten. Op vierjarige leeftijd trekt het gezin naar New York om het geluk te beproeven. Vader Vicente ziet er in een etalage een bandoneon liggen, het roept herinneringen aan Argentinië op en hij koopt hem voor zijn achtjarige zoon die er ook lessen begint te volgen. Op zijn negende heeft hij al een opname op zijn naam. Hij volgt in New York verder piano bij een leerling van Rachmaninov, Bela Wlda. Niet onbelangrijk want Piazzolla leerde bij hem de muziek van Bach kennen en waarderen, die later als inspiratie zal dienen voor zijn muziek. Wilda moedigde hem zelfs aan om Bach op bandoneon te spelen. Straks speelt de harmonie La muerte del angel, dat werk begint met een fuga die heel sterk aan Bach reminesceert, maar ook op en top tango is. Die polyfonische structuur van Bach, het doen samenklinken verschillende melodielijnen waarvan de fuga één vorm is neemt Piazzolla gretig over. 

I discovered music when I was eleven years old. The apartment building where we lived in New York City was very big. In the back there was a hall and a window. One summer afternoon I was hanging out, without much to do, and I heard a piano playing Bach, although that was something I learned later.

At that age I didn't know who Bach was, but I felt as if I had been hypnotized. It is one of the great mysteries of my life. I don't know if it was Johann Sebastian Bach or one of his sons. I believe I have bought all Bach's recorded works, but I could never find that music again. That pianist practiced nine hours a day: three hours of technique in the morning, three hours of Bach in the afternoon, and three at night, trying out repertoire for his concerts. He was Hungarian. His name was Bela Wilda, and soon he became my teacher.

My father and I went over to knock on his door. I'll never forget that moment. I was dazzled by the grand piano and the Camel cigarettes he smoked, which gave out a deep tobacco smell. Neither my parents nor he had much money. We had common problems. So I started studying with my teacher thanks to an arrangement: my mother gave him free manicures and twice a week would send him an enormous bowl of pasta. Hunger also knocks at the doors where good music is heard. I never went hungry, I was that lucky, but I know a lot about going around without a nickel in my pockets.

In New York houdt de jonge Piazzolla enorm van de muziek van George Gershwin en Cab Calloway. Nog een belangrijk ontmoeting in New York: de grote Carlos Gardel waar ik het al eerder over had. De dertienjarige Astor speelt een klein rolletje in een van zijn films als krantenjongen. Later zal hij de zanger ook eens begeleiden op bandoneon. Gardel vraagt hem om mee te gaan op toernee, maar als minderjarige kan dat niet, hij kan de benodigde documenten niet verkrijgen. Al bij al een geluk, want anders had hij mogelijk de vliegtuigcrash ook niet overleefd.
In 1936 keert de familie terug naar Mar del Plata. Piazzolla trekt naar Buenos Aires en begint er in verschillende tango-orkesten te spelen. O.a. bij Vardaro die later zijn violist zou worden maar ook bij Hannibal Troilo als bandoneonist. Zijn eerste concert met hem als invaller speelde hij zonder partituur. Hij werd ook de arrangeur van het orkest, maar kwam al snel in conflict met Troilo. Piazzolla kon het experimenteren niet laten, hij zat ondertussen ook op een heel hoog niveau door bij klassieke musici te studeren, bij Alberto Ginestera bijvoorbeeld, een componist tussen neoklassiek en expressionistisch, met veel nationalistische Argentijnse invloeden. Op een bepaald moment gooit hij het over een andere boeg en begint zowel de jazz, de muziek van Stravinsky en Bela Bartok te bestuderen. Maar het is de leermeester van Stravinsky, Nadia Boulanger, bij wie Piazzolla via een beurs een tijd in Parijs mag studeren die hem terug op het tango-pad zet. “Ik hoor Stravinsky, Bartok en Hindemith”, zei ze. “Allemaal goed gecomponeerd, dat wel, maar waar is Piazzolla?” Die kreeg ze te horen toen hij haar Triunfal voorspeelde.
"... Toen ik haar ontmoette, liet ik haar mijn kilo's symfonieën en sonates zien. Ze begon ze te lezen en kwam plotseling met een vreselijke zin: "Het is heel goed geschreven" ... Na een lange tijd zei ze: "Hier hoor ik Stravinsky, Bartók en Ravel, maar weet je wat er gebeurt? Ik kan Piazzolla hier niet in vinden."
 En ze begon mijn privéleven te onderzoeken: wat ik deed, wat ik wel en niet speelde, of ik nu vrijgezel was, getrouwd of samenwoonde, ze was als een FBI-agent! En ik schaamde me erg om haar te vertellen dat ik een tangomuzikant was. Ze bleef maar vragen: "Je zegt dat je geen pianist bent. Welk instrument bespeel je dan?" En ik wilde haar niet vertellen dat ik een bandoneónspeler was...
Uiteindelijk biechtte ik op en vroeg ze me om een paar maten van een eigen tango te spelen. Ze opende plotseling haar ogen, pakte mijn hand en zei tegen me: "Idioot die je bent, dit is Piazzolla!" En ik nam alle muziek die ik componeerde, tien jaar van mijn leven, en stuurde het in twee seconden naar de hel..."
Zijn pad was voortaan uitgetekend. Hij gooide zich op de tango, en je hoort daar de polyritmiek, gedurfde harmonisaties, dissonanten en expressieve ritmes van Stravinsky en Bartok in, heel percussief, en bij momenten ook Bach. Het begin van Tangaza, wat we straks ook spelen, daarover zei Bart, hoewel het Argentijns is: Dit zou zo uit het Requiem van Mozart kunnen komen. Daar komt ook nog de jazz bij. Hij neemt jazz-muzikanten, permanent zelfs een elektrische gitarist, op in zijn ensembles, maar die kijken niet weinig raar op als ze merken dat werkelijk elke noot staat uitgeschreven. En die moésten gespeeld worden. Piazzolla stond bekend als een grappenmaker, maar nooit als het zijn muziek betrof. Als er iets niet gebeurde zoals hij het had voorzien kon hij de muzikant wel vierendelen.

PIazzolla moest een nieuw publiek zoeken, er stond deze keer geen tangopubliek klaar, de tijden waren veranderd. Hij deed dat dus door verbindingen te leggen met andere muzikale bronnen en technieken. Dat werd hem door de oorspronkelijke tangueros niet in dank afgenomen. Ooit brak er een vechtpartij uit omdat Piazzolla een werk voor bandoneon en symfonisch orkest had gecreëerd. De aanhangers van de traditionele tango vonden dat hiermee de waardigheid van het instrument werd aangetast. Piazzolla vergeleek het doen evolueren van muziek met boksen of andere martiale sporten.

Wat mij betreft: het levert prachtige muziek op, laat ons het woord geniaal maar eens gebruiken. Hij verenigt jazz, wereldmuziek en klassiek, doet dat in een zekere donkerte en met een enorme emotionele diepte. “Hij vond een natuurlijk weg om de tango te doen evolueren”, weet Daniel Barenboim. “Het reliek uit het verleden liet hij achterwege.” Waarschijnlijk was hij de beste bandoneonspeler ooit. Het is onder meer dankzij Piazzolla dat er vandaag nog tango wordt gespeeld, het genre nog springlevend is. Ik denk hierbij alleen al aan het Parijse ensemble Gotan-project dat het genre verrijkt met beats en samples en tot in clubs en discotheken brengt. (ballroomdans, Brossé, tangobars Parijs en Tokyo ...)
(Vervolgens kwamen Dietrich Van Akelyen en Bart Picqueur nog aan het woord over hun eigen tango's: Tango for smokey eyes en Red shoe danceries)  

Meer lezen of kijken?
Ana Sebastian en Luis Librana, De geschiedenis van de tango, De Geus, Breda, 1990
Natalio Gorin, Astor Piazzolla | A memoir, Amadeus Press, 2001
Onno Wesseling, De eeuw van Carlos Moreno Amador, De Geus, Breda, 2013 (roman)
DVD Astor Piazzolla in portrait, BBC, 2005, ook op YouTube: