zondag 13 januari 2019

Omtrent Tsjaikovki's De Notenkraker


Bewerking van de introductie gegeven
 n.a.v. het Nieuwjaarsconcert 
door de Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele
op 13 januari 2019 in De Wiek (Zele) 


Goeiemorgen iedereen, van harte welkom. Blij dat jullie zo vroeg uit de veren zijn om naar een uiteenzetting over Tsjaikovski te komen luisteren. Chapeau! 

In december leek het wel dat het al Tsjaikovski was wat de klok sloeg: er was de film van Disney, Klara besteedde vijf dagen lang aandacht aan hem, en hij was alomtegenwoordig in onze concertzalen. Toevallig was dat natuurlijk niet: het was in 2018 125 jaar geleden dat Pjotr Tsjaikovski overleed.
Vorig jaar al kwam er een roman uit, een schitterende, overigens: Kolja, van bestsellerauteur Arthur Japin. In die roman vertelt Japin het verhaal van de broers Modest en Pjotr Tsjaikovski die zich over de doofstomme jongen Kolja ontfermen. Bij de dood van Pjotr probeert Kolja de ware doodsoorzaak van de componist te achterhalen: was het effectief cholera waaraan hij overleed of werd hij verplicht gif te drinken? Dit verhaal ga ik hier uiteraard niet doen, maar het boek is een enorme aanrader.

Ik lees er wel graag een citaat uit voor: het gaat over de première van het stuk waarvoor we hier samen zijn, De Notenkraker, de woorden worden door de auteur in de mond van broer Modest gelegd.
Een succes d’estime, vooruit, maar meer ook niet (…) Het applaus was goed, maar na de opera volgde Petja’s balletmuziek waarmee hij mensen stierlijk heeft verveeld. Alle krediet die wij met de opera hadden opgebouwd alsnog tussen zijn Notenkraker fijngeknepen. Uiteindelijk ging iedereen bedompt naar huis alsof de hele avond was mislukt.
(Modest Tsjaikovski in ‘Kolja’ van Arthur Japin)

Dat belooft niet veel goeds voor straks. Ik kom later terug op de manier waarop het ballet destijds bij de première werd onthaald.
Maar eerst: het verhaal van Peter Tsjaikovski. En dat begint in Votkinsk, in 1840.


Eerste muzikale indrukken

Wat de kennis over de jeugd van Tsjaikovski betreft, daarvoor kunnen we bij zijn broer Modest terecht, zijn eerste biograaf. Peter Tsjaikovski groeide op in Votkinsk, 900 km ten noordoosten van Moskou, een industriestad. Geen enkele van zijn voorouders was enigszins beslagen in de muziek. Zijn vader was hoofdopzichter in de mijnbouw. Een van de weinige mensen die Modest noemt en enigszins muzikale genen zou kunnen hebben doorgegeven is een man langs moederskant die aan ‘nervositeit’ leed. In die tijd werden genialiteit en psychische aandoeningen wel eens vaker nauw met elkaar in verband gebracht.

Maar er was natuurlijk wel de moeder. Zij speelde piano, er was een piano in huis, waar ook gasten al eens op speelden. Zijn moeder bracht hem de eerste beginselen van het pianospelen bij. 
Wat mijn fantasie enorm prikkelt is dat er in de living van de Tsjaikovki's een orkestrion stond, een flink uit de kluiten gewassen speelautomaat. Dat is een mechanisch instrument, op basis van een pijporgel, aangevuld met slagwerk, dat een orkest nabootst. Het werd aangedreven door een cilinder met pinnen of een geponst boek. Het orkestrion van de Tsjaikovski's speelde melodieën van Bellini, Donizetti, Rossini, de aria's uit Don Giovanni, enzovoort. Italiaanse belcantomelodieën, dus. Ik kan me niet van de in druk ontdoen dat dit een indruk op hem heeft nagelaten, Tsjaikovski zal altijd op melodie gericht blijven. Die kiem moet ergens vandaan komen. De geruchten doen trouwens de ronde dat hij als vijfjarige het orkestrion op de piano naspeelde, en op die manier al vrij vroeg begon te fantaseren en componeren.

Al bij al was er niet zo heel veel muziek aanwezig in het jonge Tsjaikovski-gezin, maar hij werd wel meegenomen naar de opera of het ballet. Op die manier leerde hij de muziek van Glinka, de vader van de Russische muziek, kennen. Een muzikale carrière lag niet meteen in het vooruitschiet, hij zou jurist worden en studeren aan de school voor jurisprudentie. Voor de lagere adel was dat een logische stap gezien men op die manier via de bureaucratie kon opklimmen op de sociale ladder. Hij volgde de opleiding en maakte ze af. Met de medeleerlingen speelde hij muziek tijdens 'legendarisch jamsessies'. De opleiding volgde hij in Sint-Petersburg. Daardoor werd hij gescheiden van zijn moeder. Ze had een belangrijke plaats in zijn leven. Toen ze jaren later stierf aan cholera zou ze de inspiratie vormen voor zijn eerste belangwekkende werken.

Maar, de jaren dat hij effectief ook als ambtenaar-jurist tewerkgesteld is zullen tien jaar zonder muziek worden. Hij proefde van het leven en gedroeg zich als een dandy. Op 20-jarige leeftijd had hij eigenlijk een heel beperkte muzikale kennis: Bach, Haydn, Schubert, Schumann: hij kende ze enkel bij naam. Orkestmuziek en kamermuziek werd er nauwelijks gespeeld in Sint-Petersburg

Muziek centraal

In 1861 kwam er een kentering. Had hij genoeg van het frivole leven? Was hij de ambtenarij beu? Of brak de kunst definitief door?
Via een zekere Zaremba, een pianoleraar, komt de 21-jarige Tsjaikovski in contact met Anton Rubinstein. Met Rubinstein, een pianist/componist die in Berlijn had gestudeerd, begon het professionele klassieke muziekleven in Rusland vorm te krijgen. Rubinstein stampte er opleidingen, conservatoria en concertinstituten uit de grond,… Tsjaikovski besloot om aan het conservatorium in Sint-Petersburg te gaan studeren, bij Rubinstein. De relatie tussen Rubinstein en zijn leerling was steeds afstandelijk. ‘Je hebt talent, aan dat talent moet je werken’, klonk het. De twintiger kreeg op die manier wel een professionele ethiek mee.
Tsjaikovski leerde becijferde bassen schrijven, harmonie, contrapunt, compositie en instrumentatie. Hij deed dat goed, maar niets in hem viel eigenlijk op. Hij was ook nooit een wonderkind.
Wat wel meteen duidelijk werd is zijn liefde voor het grote orkest. En wat nog meer duidelijk werd: dat hij heel andere esthetische opvattingen had dan de vijf revolutionairen van dat moment in Rusland, het machtige hoopje: Rimsky-Korsakov, Cui, Balakirev, Moessorgsky en Borodin. Zij wilden de Russische muziek promoten in al haar vormen en stonden ervoor open om dat al experimenterend te doen. Dat stond haaks op de visie van Tsjaikovski en Rubinstein: zij haalden de mosterd vooral in Duitsland. Zij hechtten veel belang aan techniek en academisme. Zij plaatsten zich duidelijk in de westerse traditie (Rimsky-Korsakov heeft zich later wel nog academisch laten herscholen, o.a. door Tsjaikovski: ‘Leer mij contrapunt alstublieft!’)

Dit brengt me eigenlijk bij een zijsprongetje: hoe Russisch is de muziek van Tsjaikovski eigenlijk?
Stravinsky zei: hij is de meest Russische van ons allemaal. Het machtige hoopje zei: Tsjaikovski is een verwesterde die af en toe volksmuziek inzet. Maar, 
Tsjaikovski’s opzet is duidelijk: hij wou als Russisch herkenbare muziek maken, die aansloot bij de Europese traditie. Klassieke Westerse vormen gebruikte hij als uitgangspunt, klassieke principes hanteerde hij samen met de iets vrijere vormgeving zoals we die kennen uit het symfonisch gedicht van bijvoorbeeld Liszt.Zijn vierde symfonie is een goed voorbeeld van hoe duaal deze discussie is. Toen hij dit werk in New York dirigeerde werd het onthaald als barbaars, als Russisch. Westerse muziek drong maar in Rusland door toen Tsjaikovski aan het conservatorium studeerde, laten we dat vooral niet vergeten. Hij was uiteindelijk de eerste die de mix maakte. 

Samengevat: hij is de de eerste grote Russische componist die zich uitdrukte in een internationaal muzikaal idioom. Hij creëerde melodieën die verwantschap tonen met de Russische volksmuziek. Of hij creëerde een onderliggende Russische atmosfeer: zelfs in zijn Capriccio 'Italien', het werk waarmee de harmonie straks het concert laat beginnen.

Tsjaikovski zei zelf over het Russische aspect in zijn muziek: Het Russische element dat algemeen gesproken in mijn muziek aanwezig is, de aan de Russische muziek verwante melodievoering en harmonieën, is in de eerste plaats terug te voeren tot het feit dat ik ben opgegroeid in een afgelegen gebied en vanaf mijn vroegste jeugd was doordrongen van de onbeschrijflijke betovering van oorspronkelijke Russische volksmuziek en dat ik hartstochtelijk houd van het Russische in al zijn verschijningsvormen, dat ik in de ware zin van het woord Rus ben.

Docentenperiode/ Von Meck

Tsjaikovski studeerde af in Sint-Petersburg aan het conservatorium, maar was geen zanger, instrumentist of dirigent. Hij ging doceren in Moskou, aan het conservatorium van Nikolai Rubinstein (broer van Anton). In de vakanties reisde hij uitgebreid, veelal naar Europa.
Zo hoorde hij in Parijs bijvoorbeeld de opera Carmen van Georges Bizet en dat maakte een enorme indruk. In Bayreuth hoorde hij Wagner, maar dat kon hem niet bekoren. 'Muziek moet plezieren, de mensen niet kwellen', zei hij daarover. In Bayreuth merkte hij wel op dat het publiek er hem toch al een beetje kende. Zijn Romeo en Julia-ouverture, zijn eerste strijkkwartet en het eerste pianoconcerto gingen er over de tongen. Hij schreef ondertussen lustig verder: opera’s, symfonieën, Sneeuwwitje (zonder veel weerklank), en het Zwanenmeer.

Tsjaikovski en de vrouwen, een ander zijsprongetje. Peter was homoseksueel. In heel veel biografieën wordt zijn geaardheid als oorzaak gezien van enorme psychische problemen, zij wordt in zekere zin overgeromantiseerd. In die zin dat muziek een toevluchtsoord voor hem zou worden, weg van de wereldlijke smart, van het miserabele leven, dat hij ook op andere manieren ontvluchtte: humor, drank,… Uit recent onderzoek blijkt echter dat het Rusland in die tijd niet zo Victoriaans was als aanvankelijk werd gesteld en dat er zich op dat vlak nauwelijks problemen stelden. Waarom hij dan op een bepaald moment toch vond dat hij zich moest conformeren door een huwelijk aan te gaan is niet echt duidelijk. Het huwelijk loopt overigens meteen op de klippen. En net op dat moment leerde hij Nadheshda Von Meck kennen. Ze zullen elkaar nooit ontmoeten maar zullen een uitgebreide correspondentie onderhouden. Nadheshda von Meck beheerde een familiefortuin en zou hem vrij snel compositieopdrachten beginnen geven. Later zal zij gewoon geld toeschieten zodat hij  kan componeren en reizen. Rond zijn 37ste kon hij op die manier van zijn muziek leven. 13 jaar lang zou het mecenaat van Von Meck standhouden. Daar kwam abrupt een einde aan. Ook hier wordt er veel gespeculeerd: had ze weet gekregen van zijn seksuele geaardheid? Hier zijn geen bewijzen voor. Geloofwaardiger is een heel andere en banale oorzaak: de familie wou dat ze haar fortuin op een andere manier ging besteden. Een grote geldschieter viel dus weg. Het is in deze late fase van zijn componistenbestaan dat De Notenkraker gestalte kreeg.

Ontstaan Notenkraker

Tsjaikovski's liefde voor de scenische muziek had hij al lang opgedaan: op het orkestrion in de living speelde Don Giovanni, hij hoorde Carmen in Parijs, hij kende de Freischutz van Weber, het ballet Giselle van Adam. Eerder schreef hij al Lake of Swans voor zijn nichtjes. Dat werd later het Swan Lake en behoort intussen tot het ijzeren balletrepertoire. Met choregraaf Marius Petipa had hij al De Schone Slaapster gedaan. Dat was een succes geworden. Dit ballet was een belangrijk referentiepunt later voor o.a. Diaghilev (Ballets Russes).

Op een bepaald moment kwam dus de vraag van Vszvoloszky, directeur van het Mariinskitheater in Sint-Petersburg om een opera (Iolantha*) en een ballet te creëren om samen op dezelfde avond uit te voeren. Petipa overlegde met Tsjaikovski en stelde eisen rond het aantal maten en tempi. Petipa viel uiteindelijk uit door ziekte en werd vervangen door Lev Ivanov. Voor het ballet baseerde men zich op het sprookje voor volwassenen van ETA Hofmann, De Notenkraker en de Muizenkoning, maar men koos wel voor een meer banale versie van Alexandre Dumas. Tsjaikovski stond niet achter deze keuze. Lev Ivanov overigens die Petipa verving ook niet. Ze vonden dit veel te triviaal.
De tsaar woonde de kostuumrepetitie en was lovend. De première op 18 december werd niet zo goed onthaald. Het verhaal kreeg kritiek, men vond de dansen amateuristisch en aanvankelijk niet dansbaar. Over een gevechtsdans tussen peperkoeksoldaten en muizen getuigt een toeschouwer: Men kan er niets van begrijpen. Wanordelijk duwen van hoek naar hoek en achterwaarts en voorwaarts rennen, nogal amateuristisch allemaal.’ De tegenstelling tussen de alledaagsheid van het eerste bedrijf (een gezin rond de kerstboom) en de fantasiewereld van het tweede bedrijf werd als te abrupt ervaren. 

Synopsis De Notenkraker


Muziek van Notenkraker

Het is duidelijk dat Tsjaikovsky contact legde met zijn eigen innerlijke kind. De muziek voor De Notenkraker is fantasierijke muziek, zijn verbeelding werkt op volle toeren. Hij creëert een magische sfeer: door in de hoge registers van het orkest te starten. Dat bereidt het aardse voor van het eerste bedrijf.  Hij verwerkt speelgoedinstrumenten (trompetjes,  trommeltjes,...) gaat op zoek naar ongewone timbres. Doordat de oorspronkelijke productie gedanst werd door kinderen zijn het veelal korte muziekstukjes.

Wat krijgen we te horen in de concertsuite straks, want het hele ballet staat niet op het programma?
- Ouverture miniature
Mars
- De Dans van de suikerbonenfee is musicologisch belangrijk omdat Tsjaikovski hier voor het eerst in de muziekgeschiedenis een celesta gebruikte. Hij had het instrument dat hij in Parijs had leren kennen goed geheim gehouden voor zijn collega's tot de première. Een celesta is een muziekinstrument, een kruising tussen een piano en een klokkenspel. Metalen buisjes worden aangeslagen aan de hand van een klavier.
Na deze dans volgen enkele nationale dansen: 
- Trepak
Arabische dans
Chinese dans
Dans van de mirlitons
- en het klapstuk, de overbekende Bloemenwals.

Vóór Tsjaikovski was balletmuziek tweederangsmuziek die enkel de dans diende. Dat is met zijn balletcomposities voor eens en altijd veranderd. De muziek is bovendien op zichzelf een eigen leven gaan leiden in de concertsuite die Tsjaikovski uit het ballet distilleerde. Die krijgen jullie dus binnen enkele ogenblikken te horen. Geniet ervan!
Giovanni

* Modest Tsjaikovski schreef het libretto voor Iolantha, vandaar zijn laatdunkende, jaloerse,  reactie op de première van het ballet in het romancitaat aan het begin van deze uiteenzetting. 
** Bronnen:
- Arthur Japin, Kolja, De Arbeiderspers, 2017
- Wilson Strutte, Tsjaikovski, JH Gottmer, 1987
- Everett Helm, Tsjaikovski, Uitgeverij Contact, 1993
- Klara-uitzendingen tussen 27 en 31 december 2018, interviews met professor Francis Maes
- Diverse booklets bij cd-opnames van De Notenkraker en de opnames zelf