Bewerking van de
introductie gegeven
n.a.v. het Nieuwjaarsconcert
door de Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele
op 14 januari 2018 in De Wiek
(Zele)
Het verhaal van
Igor Stravinsky’s Vuurvogel begint bij Sergei Diaghilev. Dat is wel degelijk de
man naar wie onze Zeelse balletschool is vernoemd. Maar wie was hij?
Sergei Diaghilev
Diaghilev werd
geboren in een rijke Russische familie in Rusland, zijn vader was kolonel bij
de Russische cavalerie, maar het familiefortuin was voornamelijk afkomstig van
het distilleren van vodka. Diaghilev studeerde rechten in Sint-Petersburg, en
volgde tegelijk les aan het conservatorium. Zijn leraar, de componist
Rimsky-Korsakov, deed hem zijn droom om
componist te worden opbergen wegens ‘te weinig talent’. Het was een harde
dobber. Aan de universiteit kwam
Diaghilev in contact met een groepje kunstminnenden, die hem alles bijbrachten
over de Russische en de Westerse kunst. Diaghilev zal uiteindelijk één van de
meest gerespecteerde leden van het groepje worden. Hierdoor komt hij met heel veel mensen in contact, en gaat hij aan
de slag bij de keizerlijke theaters. Hij mag toneelstukken en balletten
produceren. Verder organiseert hij
schilderijententoonstellingen van Russische meesters, onder meer in
Frankrijk. Later volgden concerten met
Russische muziek, en leidde hij de productie van Russische opera’s,…
Les Ballets
Russes
Dit alles zal
uiteindelijk leiden tot de oprichting van zijn eigen balletgezelschap: Les
Ballets Russes. Tussen 1909 en 1929 traden de Ballets Russes op in tal van
Westerse landen, in een soort van rondtrekkend bestaan, in steeds wisselende
samenstellingen, met Diaghilev als constante factor. Het fameuze gezelschap
bracht vele belangrijke dansers – denken we maar aan Vaclav Nijinski en Anna
Pavlova - en choreografen voort en stond bekend om haar vernieuwingsdrang, zowel in choreografie, in muzikaal
opzicht, als in kostuums en decorontwerp. De Ballets Russes poogden een ‘synthese
van alle kunsten’ te zijn: muziek, ballet, literatuur, schilderkunst, mode,…
het werd allemaal geïntegreerd. Het Russische element was belangrijk voor
Diaghilev. Dat laatste werd aanvankelijk vooral gegarandeerd door de
samenwerking met Leon Bakst, maar later ook via de betrokkenheid van andere
Russische kunstenaars zoals Marc Chagall. Hij werkte ook samen met
niet-Russische ontwerpers. Bijzonder succesvol was bijvoorbeeld de samenwerking
met Pablo Picasso voor Saties Parade. Voor het kostuumontwerp werd in de
jaren twintig Coco Chanel ingezet. Diaghilev wist kwaliteit dus duidelijk
te vinden. Met Matisse en Bracque werkte hij bijvoorbeeld ook samen.
Diaghilev zocht
niet alleen kwaliteit voor decors, dansers, en kostuums,… Gedurende het hele
bestaan van de Ballets Russes huurde Djagilev vooraanstaande componisten in om
werken te schrijven voor zijn ballet en aldus stond hij ook aan de wieg van
enkele van de belangrijkste muzikale premières van de twintigste eeuw. Ronkende
namen waarmee hij samenwerkte zijn Debussy, Milhaud, Poulenc, Ravel, Respighi, Satie, Richard
Strauss en Prokofiev, het kruim van de componistenwereld op dat moment.
Zijn
belangrijkste ‘protegé’ was wel degelijk Igor Stravinsky. Zijn eerste
grote ballet was l' Oiseau de Feu in 1910. Maar iedereen kent natuurlijk
ook wel ‘Le sacre du printemps’ al was het maar omwille van de rumoerige
première. Le sacre lokte controversiële reacties uit. Zowel de muziek als
Nijinsky's revolutionaire choreografie werden als woest en barbaars ervaren. De
première en liep uit op een relletje, maar bevestigde de faam van de ‘Ballets
Russes’ als modernistische en baanbrekend-vernieuwend gezelschap , ook op
muzikaal gebied.
En nu: De
Vuurvogel zelf
Diaghilev had
zich een grote uitdaging gesteld: een groot Russisch ballet creëren. Tal van
componisten had hij hiervoor voor benaderd, de bekendste was Anatoli Liadov.
Liadov was niet van de minste, een groot talent en leerling van
Rimsky-Korsakov. Er was slechts één probleem, Liadov legde weinig ijver aan de
dag. Liadovs gebrek aan werklust, mede te wijten aan overmatig drankgebruik,
was berucht en ging bovendien gepaard met een overmaat aan zelfkritiek en
bescheidenheid.
Diaghilev
schrijft Liadov en ontvouwt zijn plannen:
‘Ik heb muziek
nodig voor een ballet en wel een Russisch ballet, het eerste Russisch ballet
want zoiets bestaat nog niet. Er is Russische opera, er zijn Russische
symfonieën, Russische liederen, Russische dans, Russische ritmes, maar er is
geen Russisch ballet.’
Liadov zegt toe
maar na een lange stilte informeert Diaghilev naar de stand van zaken en Liadov
antwoordt: ik heb al muziekpapier gekocht. Diaghilev raakt in paniek,
onderbreekt de overeenkomst, denkt aan Glazoenov in zijn moeilijke zoektocht
naar een Russische componist, maar probeert uiteindelijk bij de piepjonge Igor
Stravinsky (27).
Wie was die jonge
Stravinsky? Zijn vader was bas in het Mariinskitheater, Stravinsky zelf begon
vrij vroeg piano te spelen en deed dat ook goed maar zijn ouders wilden niet
dat hij muziek ging studeren. Het werd dus ‘rechten’. Tijdens zijn rechtenstudie
ontmoette hij studiegenoot Vladimir, de zoon van componist Nikolaj Rimsky
Korsakov. Die was aanvankelijk niet onder de indruk van Stravinsky’s eerste
compositiepogingen maar adviseert hem toch om ook naar het conservatorium te
gaan en er lessen harmonie en contrapunt te volgen. Op het moment dat
Stravinsky’s vader sterft, beëindigt hij zijn rechtenstudies en gaat compositie
volgen bij Rimsky-Korsakov die zowat zijn tweede vader wordt. Op het moment dat Diaghilev Stravinsky
contacteert had hij liederen, pianowerken, een paar korte orkestwerken, en een
symfonie opgedragen aan Rimsky-Korsakov gecomponeerd. Diaghilev had toen al
liederen van hem gehoord en zijn orkestwerken Feu d’artifice en Scherzo
Fantastique.
Stravinsky
aanvaardt de opdracht, schiet onmiddellijk in gang, en componeert aan De
Vuurvogel van november 1909 tot mei 1910. Hij krijgt daar meteen als relatief
onbekende componist een hoog honorarium voor. Diaghilev durft duidelijk
risico’s nemen.
Het werk werd
goed onthaald. Debussy die anders steeds karig is met complimentjes en op dat
moment overigens in de clinch lag met Diaghilev bewierrookt het werk. Twee
citaten illustreren dit.
‘Stravinsky heeft
het over ‘mijn’ Oiseau de feu, zoals een kind over mijn tol, of mijn hoepel. En
dat is hij precies: een verwend kind dat soms in de neus van de muziek peutert.
Het is een jonge wilde die opzichtige dassen draagt, vrouwen de hand kust en
daarbij op hun tenen gaat staan. Oud zal hij onuitstaanbaar zijn, maar
voorlopig is hij fantastisch.’
‘De Vuurvogel is
niet perfect, maar vanuit een bepaald oogpunt is het ook zeer goed, omdat de
muziek niet de slaaf is van de dans. En af en toe hoor je er ritmecombinaties
die volstrekt ongewoon zijn. Diaghilev is een groot man.’
De Vuurvogel ging
in première op 25 juni 1910 in de Parijse opera. Tamara Karsavina danste de rol
van de Vuurvogel, Michel Fokine kroop in de huid van prins Ivan. Fokine was ook verantwoordelijk
voor het scenario. Gabriël Pierné was de dirigent. De Vuurvogel zou het meest
populaire werk tijdens Stravinsky’s leven worden, hij noemde het ‘that great
audience lollipop’. ‘Het zou van mij een miljonair hebben gemaakt, maar ik
ontvang er geen auteursrechten voor’, zegt hij zelf. Stravinsky en geld, dat
was overigens altijd een moeilijke combinatie.
Tussen
laat-romantiek en expressionisme
Waar stond
Stravinsky muzikaal op het moment van De Vuurvogel? Hij was een leerling van
Rimsky-Korsakov, en die was op zijn beurt een exponent van de laat-romantiek,
van de Russische nationale school. Het is logisch dat Stravinsky’s muzikale
taal in die lijn ligt. Die nationale romantiek ging de inspiratie vaak halen in
volksliederen en volksdansen, in volkslegenden, in het nationale verleden, in
gevoelens van vaderlandsliefde,… In die zin kan De Vuurvogel hiervan als een
rechtstreeks afstammeling gezien worden. Het is moeilijk om er de latere
antinationalist in te zien. Er wordt al eens beweerd dat De Vuurvogel
‘Opgewarmde Rimsky Korsakov’ is. Dat vind ik persoonlijk bij het haar
getrokken. Het gebeurt dan meestal omwille van het contrast tussen een folkloristische diatonische stijl (voor de
menselijke karakters zoals prins Ivan en
de prinsessen) en een chromatische aanpak voor het bovennatuurlijke.
Rimsky-Korsakov had dit principe eerder gehanteerd in zijn opera De Gouden
Haan.
De Vuurvogel
staat zeker al met één been in het expressionisme, de stijl die uitdrukking
geeft aan een dionysische roes, een onbeheerste dronken roes, barst van
vitaliteit, agressie, levensdrift. We kennen het expressionisme uit de
schilderijen van Appel, Corneille, Alechinsky,…: dionysisch, met felle en onnatuurlijke
kleuren, grillige beelden, vervormingen, grof geschilderd, en een verwijdering
van het perspectief. In de muziek loopt dit parallel: timbres, dissonanten, geluidsdensiteit en
ritmische structuren halen de bovenhand op melodie en harmonie. De muziek
verwijdert zich ook verder van haar eigen perspectief, met name de tonaliteit.
Het
balletgezelschap onthaalde de muziek aanvankelijk met ontsteltenis vanwege het
gebrek aan melodie, sommigen vonden het zelfs gewoon geen muziek. Anna Pavlova,
die oorspronkelijk de rol van de Vuurvogel zou dansen, weigerde: ze vond de
muziek te uitdrukkingsloos en te complex.
Stravinski zegt
er zelf over: ‘Het is de stijl van de tijd, krachtiger dan de gecomponeerde
volksmuziek en niet bijster origineel. Maar dit zijn goede voorwaarden voor
succes.’
Het verhaal
Voor het
Vuurvogel-verhaal zelf, het scenario, verwijs ik graag door naar
https://nl.wikipedia.org/wiki/De_vuurvogel
De suites
Het
oorspronkelijke ballet duurde ongeveer drie kwartier, maar Stravinsky putte er drie orkestsuites
uit. Hij schreef de suites in 1911, 1919 en 1945. De harmonie brengt de suite
uit 1919. (gva)
Voornaamste
geraadpleegde bronnen:
Sjen Scheijen; Sergei Diaghilev, een leven voor de kunst.
Emanuel
Overbeeke; Stravinsky in de spiegel van zijn tijd
Cd-opnames (en de bijhorende booklets) door Riccardo Chailly, Esa
Pekka Salonen, Yuri Simonov
Wikipedia