dinsdag 28 augustus 2007

Giovanni: '14 dagen Ardennen' (1)

Sinds mijn zevende al ben ik kind aan huis in Hastière, een toeristische plattelandsgemeente in de Condroz, op 13 km van Dinant en 7 km van het Franse Givet. Ideaal om met de kinderen heen te trekken. Dat deden we dus ook dit jaar. Veertien dagen lang, eind augustus. Prachtige tijd beleefd, maar toch liet de vakantie een beetje een wrang gevoel na. Het gaat er niet goed, daar op de grens van de Famenne. Toeristische trekpleisters van weleer liggen er troosteloos en verlaten bij. Er heerst moedeloosheid in de toerismesector en een gebrek aan innovativiteit plaagt de horeca. Cafébazen vinden het minder moeite vergen om één trappist aan 5 euro te slijten, dan twee aan 2,5 euro het stuk. De statige hotels van destijds staan leeg en als een goedbedoelende projectontwikkelaar een dergelijk etablissement zijn grandeur wil teruggeven, loopt het project dikwijls op een sisser uit. Desalniettemin, de streek verdient een renaissance het kasteel van Freÿr waardig. Vandaar het volgende reisdagboekje met bezienswaardigheden en dorpjes die - al dan niet - een bezoekje waard zijn. Trek er gerust eens heen.

Zaterdag 11 augustus
Aankomst in Hastière rond 20.30 uur.


Zondag 12 augustus
Eén van onze eerste haltes is traditiegetrouw de abdij van Maredsous. Ook Rune komt er al een tijdje enorm graag. Een echt sacrale plaats vind ik het niet.
(Eigenlijk komt mijns inziens enkel Orval die eer toe, daar zou je werkelijk gaan geloven dat er iets meer is tussen hemel en aarde. Rond 1800 voor onze tijdrekening werd het woud er al ontgonnen. Nadien vestigden de Merovingers er zich - stof voor allerlei wilde en esoterische histories, lees er Dan Brown, Michael Baigent en Richard Leigh én Hubert Lampo maar op na -, gevolgd door de eerste monniken in 1070.)
Maredsous mag dan niet sacraal zijn, het is er ondanks het commerciële opzet leuk toeven. Hun trappist, geschonken in aarden bekers, en hun boterhammen zijn onovertroffen. Bovendien moet het zowat de enige abdij zijn waar de kinderen naar hartelust kunnen ravotten. Ja, Benedictus hield gastvrijheid hoog in het vaandel.

In hetzelfde schilderachtige dal van de Molignée ligt even verderop de burcht van Montaigle (zie foto). Althans, de resten ervan. Behoorde ooit toe aan Gwijde van Dampierre. Maar eerder waren er al Romeinse kampen en er werden zelfs resten uit de IJzertijd teruggevonden. Montaigle is het typevoorbeeld van de romantische ruïne, bovenop een rots domineert ze het dal. Geen wonder dat de burcht in de 19de eeuw herhaaldelijk op doek werd gezet. Aan de voet van het arendsnest hebben Vlamingen er trouwens een gezellig café-restaurant. Ze verhuren zelfs gastenkamers.

Geen opmerkingen: