Alvorens in slaap te vallen, luister ik altijd nog naar wat muziek. Het is donker, de oren zijn de enige zintuigen die werken: ideaal! Ik ben al eventjes in de ban door deze Cellosonates van Vivaldi, gespeeld door Bruno Cocset en zijn Les Basses Réunies. Cocset leerde ik kennen via een andere geweldige cd van hem: La nascita del Violoncello. Maar deze Vivaldi is ook bijzonder. Il prete rosse heeft meer dan 500 concerti geschreven, dus nog eens naar die jaargetijden luisteren is echt niet nodig, al komt er af en toe wel nog een interessante uitvoering van uit.
'Het uilenveld' verwijst naar de etymologie van de stek waar Giovanni en Els wonen. Op deze blog: veel aandacht voor muziek en literatuur.
dinsdag 14 oktober 2025
Vivaldi als cacaoboter
maandag 29 september 2025
'Speurwerk Op de Beeck overtreft dat van politiespeurder Florent Bex'
'De aanslag op Napoleon' van Johan Op de Beeck is een historische thriller die zich in het jaar 1810 afspeelt in en rondom Antwerpen vooral, maar ook in de Kempen, Maastricht, Londen en Parijs. ‘Een thriller’, zegt Op de Beeck zelf, ‘impliceert een mengeling van feiten en fantasie.’ Wat juist fictie en wat fantasie is, daarvoor moet je het boek lezen, de auteur legt het nadien haarfijn uit. Dat Napoleon de aanslag overleeft, daar hoef je geen groot geschiedkundige voor te zijn, Waterloo moest vijf jaar later nog plaatsvinden. Dit is geen spoiler alert, het doet niets af aan de spanningsboog het boek.
Is dit de spannendste thriller die je ooit las of zal lezen? Waarschijnlijk niet, maar dat hoeft ook niet, het boek heeft heel veel andere kwaliteiten.Lees meer op: De aanslag op Napoleon | Johan Op de Beeck - Cultuurpakt.be
woensdag 24 september 2025
Parsifal schort de tijd vier uur lang op
‘De muziek van Parsifal biedt de luisteraar een soort van zwevende tijdloosheid’, vertelt Alejo Pérez, dirigent van Parsifal in de nieuwste productie van Opera Ballet Vlaanderen. ‘Steeds horizontaal, zwevend boven de grond.’
Zoals Parsifal zelf, in de enscenering van Susanne Kennedy en Markus Selg, in kleermakerszit. In zijn cocon, zwevend boven een rots.
Kennedy en Selg kozen resoluut voor een hedendaagse taal, met reuzegrote videoschermen. Immersief heet dat tegenwoordig. Niet dat men er helemaal in slaagt de grenzen tussen wat AI-beelden zijn en het analoge op het podium te doen versmelten, maar de illusie is er wel.
Lees verder op Cultuurpakt: Parsifal schort de tijd vier uur lang op - Cultuurpakt.be
dinsdag 16 september 2025
'Die spontaneïteit vind ik mijn kracht'
Omtrent
'Duister licht' van François De Geest
Kunstenaar
en compagnon de route François De Geest vertrouwde me op de receptie na de
plechtigheid waarop hem de Zeelse prijs voor cultuurverdienste werd toegekend
toe dat iemand hem onlangs zei: ‘Ik vond jouw oudere werk beter.'
Ja, wat moet een kunstenaar daarmee?
Wat kan een artiest daarmee?
Niet heel veel, denk ik, Maar het is een interessant uitgangspunt om het over François' kunst te hebben want die is de voorbije jaren op zijn minst geëvolueerd. En om eens na te gaan of hij in een interview van begin dit jaar een mogelijke verklaring heeft voor deze reactie.
Met het gebruik
van het woord ‘beter’, de comparatief van ‘goed’, stelt zich meteen een
probleem. Doelt de man/vrouw op een functionele kwaliteit, of op degelijkheid?
Een morele kwaliteit misschien? Of een louter esthetische, en had hij/zij dan
in dit laatste geval niet beter het woord ‘mooier’ gebruikt? In zijn Kritiek
van het oordeelsvermogen maakt
Immanuel Kant een duidelijke tweedeling tussen een esthetisch oordeel – het
gaat niet om eigenschappen van het object zelf, maar over hoe het ons bevalt –
en een kwalitatief, meetbaar oordeel op basis van de intrinsieke eigenschappen
van het ding, in overeenstemming met geldende regels. Het zou veel helderder
praten zijn moesten we deze tweedeling altijd hanteren.
Ik ben er zeker
van, die man of vrouw velde geen kwalitatief, meetbaar oordeel. Of François nu
tekent, schildert, aquarelleert, glas in lood vervaardigt, of beeldhouwt: hij
zal geen werk op de wereld loslaten als het zijn hoge standaard niet haalt. In Mensen
van bij Ons vertrouwde hij Mark De Block toe: 'Ik heb bewondering voor
pianisten die uren en uren oefenen en pas jaren later voor de eerste keer
durven uitpakken met een concert. Heel anders dan sommige schilders die al
exposeren als ze nog maar net bezig zijn. Ik vind dat wij schilders heel
nederig moeten zijn.'
Stekelig
François kent de kunstgeschiedenis als geen ander. Hoe boeiend het is om met hem daarover kennis uit te wisselen, ik heb het geregeld aan den lijve mogen ondervinden. Tijdens 'Sparkling spirits' in Jean De la Moutarde werd dat visueel duidelijk. Heel wat beelden bevatten referenties naar de Griekse en Romeinse archeologie, naar de oudheid. François staat in een traditie, die hij door en door kent. Die hij niet klakkeloos overneemt, integendeel. Hij neemt iets als basis of citeert. En geeft er dikwijls een stekelige draai aan. François is, zolang als ik hem ken, niet de kunstenaar van de traditionele doordeweekse schoonheid, van het behaaglijke, onbezielde stilleven aan de restaurantmuur. Je moet hem niet vragen om een paarsroze cover met glitters te ontwerpen voor een chicklit. Hij is ook behoedzaam voor een teveel aan. Hij doseert mooiigheid. Zijn kunst is geaard in het leven, de geschiedenis, de traditie en de literatuur. Aards ook, in alle betekenissen van het woord. Dat kwam heel duidelijk tot uiting in zijn bister-periode, werken die hij schilderde met kleurstoffen gemaakt van walnotenbolsters. Het resulteerde in werken van donker zwartbruin over bruinachtig-saffraangeel tot koel groenbruin. In het boek Geweckt landschap dat hij samen met Henri van Daele tot stand bracht kan je heel wat illustraties uit deze periode terugvinden.
Wegmoffelen
Zijn het de ongemakkelijke twisten, de mensen die in dieren, saters en duivels overgaan, die onze kijker zijn uitspraak ontlokten? Mogelijk. De beelden zijn niet zelden confronterend, dwars, vervormd, verdraaid en/of gefragmenteerd. Dat was tijdens 'Duister Licht' in Potgrond (2025) overduidelijk, maar die tendens zette hij voordien al in met 'Secret lies in hidden rooms', in huis Van Winkel (2019), de expo die facetten uit leven en dood die we maar al te vaak wegmoffelen toonde. Zijn keuze om zich voor zijn laatste tentoonstelling te baseren op het inferno uit Dantes Divina Commedia is dan ook geen verrassing. We zien wellustigen, toornigen en vadsigen, geweldenaars, bedriegers.
'Ik zit in een
fase van mijn leven waarin ik terugkijk naar dingen die ik vroeger gedaan heb',
vertelde François in een interview met mijn zoon en mezelf, begin dit jaar. 2
januari was dat om precies te zijn. 'Om daar dan dingen van te hergebruiken.
Veel kunstenaars, tekenaars en schilders doen dat. Niet dat ik uitgeblust ben,
bijlange niet, dat is ook het juiste woord niet, maar de scheppingskracht
vermindert toch. Maar als ik jou nu zie zitten, dat nodigt me uit tot tekenen
en schilderen. Vroeger hingen de mensen dat in huis. Modes veranderen en jonge
gezinnen hebben tegenwoordig liever een blanke muur of een poster uit Ikea.
Maar die goesting heb ik nog altijd, als ik iemand zie bekijk ik die als
potentieel model. Soms kijk ik net iets te lang naar iemand, ja, dat gebeurt
ook.'
Vlekken
François haalde er op die winterse donderdag een map met tekeningen naar model bij en bladerde erdoorheen.
'Ik heb er zeker een paar duizend liggen', vertelt hij. 'In de academie destijds begon men te tekenen naar plaasters, de Griekse, Romeinse, renaissance- en gotische modellen. Niet dat ik zo een enorm talent was, maar ik mocht direct naar model tekenen. Dat ging er niet heel academisch aan toe. Elkaar tekenden we ook. Zoals je ziet bedien ik me graag van gebruikt papier, omdat dat al een tintje heeft. Anders is dat spierwit. Dat kan ook wel eens, maar als er vlekken op zijn: het kan mij allemaal niet geven. Bij mij gaat het niet om een kunstwerk maken, maar om bezig zijn. Oefenen en alle dagen bezig zijn. Nu zie ik aan dit portret dat er rare dingen in zitten, op het moment van het tekenen zie je dat niet. Ik vind dat niet erg, ga ik dat nu veranderen of verbeteren? Nee. (neemt ander blad) Hier heb ik handen getekend, handen teken ik heel graag. Dit hoofd, dat is niet afgewerkt, de handen ook niet, maar het geeft een karakter weer. Hier schetste ik op bruin inpakpapier, heel dankbaar materiaal. Zo heb ik er dus honderden, je ziet dat ik dat met plezier gemaakt heb, denk ik.'
François herhaalt
ook tegenover ons zijn kritiek op jonge schilders. 'Na een paar maanden
schilderen, en dan liefst olieverf op doek, nemen beginnende schilders al deel
aan een groepstentoonstelling. In de muziek is dat heel anders, vermoed ik.
Alsof in de schilderkunst alles kan, er geen normen zijn. Iemand die met de
materie bezig is denkt er uiteraard het zijne van.'
Collage
'Waar ik nu (januari 2025, gva) vooral mee bezig ben? Ik neem bepaalde tekeningen, snij die uit en maak er een collage van. De onderwereld van Dante boeit me. Mijn modellen van destijds, tekeningen van tien of twintig jaar geleden, snij ik uit en plak die erop. Dat heeft het voordeel dat je kan puzzelen, je stelt een compositie samen, maar je kan nog altijd veranderen. Je kleeft die er niet direct op. Ik maak daar een compositie mee die in de realiteit niet mogelijk is. Een kop erbij die niets met de rest te maken heeft, bijvoorbeeld. Zo wordt die collage iets surrealistisch, we zijn in België nog steeds keizers van het surrealisme. Dat zit er een beetje in, ik forceer dat niet, dat komt spontaan.'
'Het is iets heel anders dan de twee schilderijen die jij van mij thuis hebt hangen. Ik verwerp dat niet, die realistische portretten van weleer, ik denk dat mensen dat nog altijd mijn mooiste en beste creaties vinden. Maar momenteel is het dus Dante, zoals deze 'verandering in slang'. Ik zet daar dan wat tekst bij, en probeer het inferno af te beelden, of wat ik me bij de hel voorstel. Hier, de Simonieten! Wie zijn dat, ik weet dat ook niet echt, maar die tekst paste daar wonderwel bij. Ik werk nog vooral op papier, doeken nemen te veel plaats in. Je verkoopt als kunstenaar niet alles wat je maakt en ik kan niets wegdoen, vandaar. Maar ik zet er een vernis op en spuit er een fixatief op, dat is evenwaardig, dat kan tegen iets tegen.'
Dante bracht ons
al vertellend bij Gustave Doré, Félicien Rops en Baudelaire, zijsporen.
François neemt opnieuw de draad op.
'Misschien zou ik bij die Dante-creaties allemaal verhalen moeten vertellen,
maar eigenlijk zit er geen vertelsel achter. Het gaat me puur om het
figuratieve. Om het plezier van het scheppen. Of het populair is of niet, daar
trek ik me niet veel van aan. En ik laat me inspireren door wat anderen vroeger
deden, ook al is niet altijd duidelijk wie dat dan exact was. Dit hier zijn
soldaten met puntmutsen die ten strijde trekken, hier een schipbreuk, heel
dynamisch. Dat is interessanter om te schilderen dan een bootje dat ergens ligt
te dobberen. Hier nog een scène uit het onderaardse. Dat houdt me een beetje
bezig, maar voor de rest ben ik vrij normaal, denk ik.'
Iets duisters
François kwam ineens tot een belangrijke vaststelling.
'Op een bepaald moment in het creatieproces is het van belang dat je weet wanneer je moet stoppen. Je mag het niet kapot schilderen. Inderdaad, bij een tekst geldt dat ook. Een beperking in de tijd resulteert meestal in iets fris. Die spontaneïteit vind ik mijn kracht. Je mag jezelf niet forceren, en dus mag je ook geen rekening houden met de wensen en verlangens van de mensen die er zouden kunnen komen naar kijken. En ja, het klopt dat er vaak iets duisters aan zit, aan mijn werk. Iets morbide, dat is waar. Ik heb realistische dingen gemaakt, de beelden van Henri van Daele en Robert Arens in het Zeelse straatbeeld bijvoorbeeld. Ik vind het niet moeilijk om iemand gelijkend weer te geven, ook niet in een tekening of een schilderij. Maar als het enkel daarom gaat vind ik dat te oppervlakkig. Ik wil daar altijd iets meer mee doen. En in die zin sluiten zelfs die twee bustes aan op mijn ander werk, er zit een lijn in.'
Giovanni
'Duister licht' vond plaats in Kunstgalerie Potgrond, Markt 17W12 te Zele, van 6 tot 14 september 2025
dinsdag 2 september 2025
Omtrent Sofie Mullers ‘The clean room’
'Memento’ was mijn eerste kennismaking met het werk van Sofie Muller, een tentoonstelling met werk van haar in het Lokerse park Ter Beuken. We schrijven 2009. Muller heeft Lokerse roots en stond toen nog aan het begin van haar intussen indrukwekkende carrière. De tentoonstelling werd omschreven met woorden als feeëriek en breekbaar. Voor mij was het meteen duidelijk dat het om gestolde, vermaterialiseerde poëzie ging, rond thema’s als lichamelijkheid, seksuele identiteit en het worstelen met innerlijke gedachten.
Lees verder op: Omtrent Sofie Mullers ‘The clean room’, een persoonlijke kijk - Cultuurpakt.be
zaterdag 30 augustus 2025
Dagelijks 'Goodnight moon'
Dit nummer uit 1999 leerde ik een aantal maanden geleden kennen, het moet me al die tijd ontgaan zijn, en ik vind het een zaligheid om er telkens opnieuw naar te luisteren. Dat gebeurt dus om een of andere reden dagelijks en heel luid. Ik weet niet waaraan het ligt: het liedje is heel eenvoudig, het heeft iets van een slaapliedje, maar dan iets creepier, iets verleidelijks ook. 't Is sinister, onheilspellend, sensueel en tegelijk verraderlijk onschuldig. Niet verwonderlijk dat het de soundtrack van een Tarantinofilm haalde.
Giovanni
zondag 24 augustus 2025
Emoties escaleren tijdens 'Suor Angelica' op BBC Proms
De BBC Proms zijn een écht fenomeen: acht weken lang klassieke concerten tijdens de Londense zomermaanden, een exquise programma met de grootste goden uit het pantheon van de ernstige muziek, greatest hits en minder bekende composities. De Royal Albert Hall biedt duizenden luisteraars een zitje en is avond na avond zo goed als uitverkocht. Het publiek varieert van zeer jong tot oud.
Dinsdag 19 augustus stond minder bekend repertoire op het programma. Sir Antonio Pappano dirigeerde het London Symphony Orchestra en het Tiffin Choir.
Lees verder op: Emoties escaleren tijdens 'Suor Angelica' op BBC Proms - Cultuurpakt.be
Musical 'The great Gatsby' heeft alles om lange tijd mee te gaan
'The great Gatsby' is in de eerste plaats een roman van F. Scott Fitzgerald. Het boek werd vijf keer verfilmd en ging als musical, een samenwerking tussen componist Jason Howland en librettist Nathan Tysen, in première in New Jersey in oktober van het jaar 2023. Een gloednieuwe musical. De Europese première vond dit jaar plaats in Londen in het Coliseum, in de West End. Naar één van die voorstellingen trokken we heen.
Je kan geen betere plek hebben in Londen dan The Coliseum om een musical die zich in de roaring twenties afspeelt onder te brengen. (...) Die twentiessfeer zit er meteen in bij de start van de musical. De componist boort dankbaar het muzikale materiaal uit de twenties aan om er een grote roaring party van te maken. Er is jazz aanwezig, net als de dansbare energie van de charleston, de bigband schalt tot in het hoogste punt van The Coliseum-koepel en we horen zowaar een vroege crooner. De blues schemert hier en daar door. Muziek uit de jazz-age dus, maar niet zomaar, Howland linkt de genres aan de huidige popesthetiek.
Lees verder op Musical 'The great Gatsby' heeft alles om lange tijd mee te gaan - Cultuurpakt.be
maandag 4 augustus 2025
Intrigerend web rond schandaalschilderij
Alles voor de kunst | Els Depuydt
Els Depuydt leverde al vijf thrillers met het duo De Paepe & Depuydt af, twee kortverhalen in het Amerikaanse tijdschrijft Ellery Queen Mystery Magazine en de psychologische roman Mia, alvorens haar laatste thriller ‘Alles voor de kunst’ op de wereld los te laten.
'Alles voor de kunst', met supermooie cover overigens, is gebaseerd op het leven en werk van de Gentse schilder Dees De Bruyne (1940-1998) die met het schilderij 'De Kindervrienden' - in het boek 'Banket met kinderen' - zowat alles aanklaagt wat er in de wereld misliep begin jaren '70, tot een schandaal over verwaarlozing en misbruik in een jeugdinstelling toe. Een tehuis waar hij zelf in verbleven had. Het schilderij was jarenlang spoorloos, ook nog op het moment dat het boek in de winkelrekken terechtkwam, maar kwam begin dit jaar boven water.
Lees verder op Els Depuydt | Alles voor de kunst - Cultuurpakt.be
donderdag 24 juli 2025
Over narigheid, maar met veel schoonheid errond
Crescendo | Hilde Van Mieghem
Een recensie schrijven over Hilde Van Mieghems 'Crescendo' zonder de plot, die tot het allerlaatste woord wordt opgespaard, te verklappen, het wordt een hele klus. Blader nu niet meteen naar die laatste pagina als je het boek bij de hand hebt, je gaat er toch niet wijzer van worden.
‘Crescendo is een aangrijpend verhaal over de veerkracht van vrouwen die halsstarrig vasthouden aan hun dromen, over het dilemma van loyaliteit aan jezelf of aan de ander, en over wat liefde echt vermag’, zo staat op de achterflap te lezen. En ja, dat klopt allemaal.woensdag 16 juli 2025
Norah Jones en anderen op Gent Jazz: 'Waar je haar had, kwam het overeind te staan'
14 juli kondigde zich als een topdag aan voor Gent Jazz. De komst van Norah Jones deed de festivalhal uitverkopen maar de artiesten die voor haar geprogrammeerd stonden moesten zeker niet onderdoen.
Lees het volledige artikel op Ingetogen maar adembenemende 14 juli op Gent Jazz - Cultuurpakt.be
zondag 13 juli 2025
Hoge toppers tijdens 'Laagland'
‘Goed dat mijn dochter Janne in dit project zit, of ik zou bij Ramses Shaffy blijven hangen zijn’, schertste Philippe Robrecht bij het begin van Laagland, op de vooravond van 11 juli in het Lokerse park Ter Beuken. Met het project ‘Laagland’ duikt hij samen met vrienden pareltjes uit het Nederlandstalige repertoire op. Het ene nummer een evidentie, het andere een verrassing.
Maar het klopt dat dochter Janne, die samen met violist Dirk Naessens deel uitmaakt van het trio, het bij de jongere generatie singer-songwriters ging zoeken, met ‘Dat ik je mis’ van Maaike Ouboter bijvoorbeeld of ‘Adem je in’ van S10. Beide nummers bracht Janne puntgaaf om er maar meteen een klassieker tegenaan te gooien: ‘Rozane’ van Wim De Craene. In deze bij de tijd-versie blendden de stemmen van vader en dochter prachtig samen. (...)
Lees verder op: Philippe Robrecht, dochter Janne en Dirk Naessens duiken in Nederlandstalig repertoire - Cultuurpakt.be
vrijdag 6 juni 2025
Kamer met geluidsbehang
zondag 25 mei 2025
Postmodern Jukebox in Kursaal Oostende
Today’s hits yesterday, dat is het motto van jazzpianist Scott Bradley’s Postmodern Jukebox: hits van de laatste decennia omzetten in muziekstijlen van de jaren’ 20 tot de jaren ’60. Grosso modo. Ragtime, jazz, motown, soul, doo-wop, ze hebben het allemaal in de vingers. De band, in wisselende bezettingen, maar steeds met topmuzikanten, is al jaren een internetfenomeen en reist de wereld rond. Vrijdag hielden ze halt in de foyer van het Casino Kursaal in Oostende voor een uitbundige vintageparty. Ik was erbij, voor mijn eigen vermaak, en voor Cultuurpakt.
Een Spotify-lijst met de setlist (met PMJ-extra's vanaf 'Creep') kan je hieronder vinden. Net als enkele YouTube-links naar nummers uit het concert.
maandag 19 mei 2025
'Eén van de meest indrukwekkende kunstgalerijen in het 17de-eeuwse Europa'
Recensie
Coudenberg, het verdwenen Versailles van België | Vincenzo De Meulenaere
Wie door het Kunsthistorisches Museum in Wenen slentert, een wereldvermaarde kunstverzameling die jaarlijks miljoenen bezoekers trekt, zal zich niet altijd bewust zijn dat de kern van deze collectie in de zeventiende eeuw in Brussel werd gelegd.
Lees verder op Cultuurpakt.be!
vrijdag 11 april 2025
Terug naar de jaren '90, Kama op de planken
In de jaren '90, toen ik nog onder het ouderlijk dak woonde, gingen we vaak naar het toneel. Dat zat zo: mijn vader stuurde gele briefkaarten naar Het Volk als er abonnementen te winnen waren van NTGent en Arca. En elke keer wonnen we er een paar, alsof geen enkele andere lezer daarin was geïnteresseerd.
dinsdag 18 maart 2025
Romeo + Julia doet elementaire menselijke mechanismen bovendrijven
'Romeo + Julia', het zou mijn eerste balletvoorstelling bij Opera Ballet Vlaanderen worden, vorige week vrijdag. Mijn eerste balletvoorstelling tout court. Ik had er absoluut geen benul van wat het genre bij me te weeg zou brengen. Maar dat was niet min.
Ik ben een absolute balletleek, ik kan de productie dansmatig dus niet beoordelen. Wat ik wel kan zeggen is dat ik mijn blik geen halve seconde van de bühne heb afgewend. Wat daar op het podium gebeurde in wit en zwart, in zwart en rood en een enkele keer in zwart en oranje, boeide me dermate dat het onmogelijk werd er me niet op te richten. De beelden die Marcos Morau genereerde, de hoekigheid van de bewegingen, de heftigheid van het geheel, de gewelddadigheid, het greep me allemaal bij mijn nekvel. En hoewel ik niet de vinger kon leggen op wat er precies gebeurde, want het Romeo en Julia-verhaal werd niet gevolgd, het werd getransformeerd in een allesvernietigend visioen, kwamen heel elementaire menselijke mechanismen bovendrijven, die niet tot een hoera-sfeertje bijdroegen. Integendeel. Wat kan liefde betekenen in een periode van turbulentie en polarisatie? Hm, je verliet de Gentse bonbonnière na afloop, diep geïmpacteerd en je kon enkel stilte verdragen.
Daar droeg die fenomenale partituur van Prokofiev uiteraard toe bij. Wat een meesterwerk is dat, ondanks zijn woelige ontstaansgeschiedenis. Voortreffelijk gespeeld door het orkest van opera Vlaanderen en dirigent Gavin Sutherland. De lyriek contrasteerde met de scherpe, dissonante harmonieën en de energieke ritmes. Hartverscheurend en tragisch. Dat is meteen een hele kernachtige samenvatting van deze magistrale nachtmerrie bij Opera Ballet Vlaanderen.
Giovanni
zondag 23 februari 2025
N.a.v. interview professor Tessa Kerre: de boeken die ter sprake kwamen
Dirk Verhofstadt en Etienne Vermeersch, Een zoektocht naar waarheid
Jan Terlouw, Hoed u voor mensen die iets zeker weten
Meer over Koning van Katoren: Het uilenveld: Waarom ik 'Koning van Katoren' aan het lezen ben
Pablo Neruda, Canto general
Tonke Dragt
Nikolaj Gogol, De dode zielen
Film
The Shawshank redemption
Muziek
J.S Bach
Cellist Roel Dieltiens
Theodorakis, Canto general
Playlist Immuun voor kanker: https://open.spotify.com/playlist/3xwRCn8Hj3Vv6619R401Lv?si=b28cf7df669d4f9f
maandag 17 februari 2025
Rondjes draaien met 'Der Freischütz'
Het verhaal van Der Freischütz is bij het haar getrokken, laten we daar maar meteen van uitgaan. Max is lid van de plaatselijke Sint-Sebastiaansgilde maar niet meteen de beste schutter. Nu, om met zijn Agathe te mogen trouwen moet hij slagen in een schietproef. Dat maakt hem behoorlijk zenuwachtig. Blijkbaar is men is daar ooit eens mee begonnen en dus blijft men dat doen. Ziehier, de perfecte definitie van het woord traditie.
Regisseur Christoph Martaler en scenograaf Anna Viebrock zetten de opera neer in een afgeleefde parochiezaal, zoals iedereen er wel één kan oproepen. Omdat het in zijn of haar geheugen staat gegrift of er nog steeds toneel speelt met het plaatselijke amateurgezelschap. Gelambriseerde muren, lantaarns aan de muren, een podium met een sjofel over de toneelvloer slepend voordoek.
De leden van de schietclub zitten allemaal alleen aan een tafeltje, als geïsoleerde, eenzame trouwe stamgasten, vastgeroest in nostalgie. Af en toe schiet er iets door hun hoofd: een bedenking, een mening, maar die woorden bereiken niemand. Geen haan die ernaar kraait, ernaar luistert of erop ingaat. Er passeren wat losse flodders over het al dan niet eten van vlees, het gebrek aan weerbaarheid van onze jeugd, ... zoals je ze ongevraagd in je wall op X ziet verschijnen. De provincialen vertoeven louter in hun eigen hoofd.
De voorstelling grossierde ondanks die beladen, wrange, thematiek in lichtheid. Er zat veel humor in, slapstick. Onnozele gags ook. Grappige rode draadjes. En heel wat muziek op de bühne, bewerkt voor een soortement Duits/Boheems orkestje. Ze hadden alleszins groene vilten hoedjes op. Er was Rosemary Hardy, in de rol van Ännchen, die zichzelf en het koor begeleidde op de buffetpiano, af en toe stilzwijgend haar blik tot het publiek richtend met de boodschap: 'Beste nonkel Gust en tante Cesarine, je ziet het goed, dat ben ik hier wel degelijk, achter de piano!'
Het orkest speelde mooi, en helder, van bij de ouverture. De opbouw van 'Eins, zwei, drei!' in het tweede bedrijf was magistraal. Het sloeg gewoon met verstomming. Het is ook een ferme compositie, natuurlijk. Cello en Louise Kemény (Agathe) ontroerden in 'Und ob die Wolke'.
Giovanni
vrijdag 10 januari 2025
Omtrent Gerhswin
n.a.v. het nieuwjaarsconcert 'An American in Paris'
door de Koninklijke Harmonie Ste-Cecilia Zele
Er zijn slechtere dingen om op een zondagochtend in te duiken, dan in de roaring twenties. En zeker niet als we inzoomen op de muziek van Gershwin!
In de tekst waarmee we dit concert aankondigden, schreven we: 'Gershwin, het is een naam als een klok in de klassieke muziekwereld, hoewel hij nooit een conservatoriumdiploma haalde.'
Dat klopt, maar er zijn twee aspecten in die ik gaandeweg wat zou willen uitklaren.
Ten eerste, tot die klassieke wereld gerekend worden.
Dat is voor Gershwin al bij al bij momenten een stevige struggle geweest. Hij heeft altijd naar acceptatie vanuit die wereld gehengeld. Het is ook heel dubbel. Gershwin is de man van de goed in het gehoor liggende deuntjes. Iedereen kan Summertime uit Porgy en Bess meezingen, maar in de suite Catfish row die hij uit diezelfde opera distilleerde, zijn er fragmenten die aan Prokofiev doen denken en aan het expressionisme van Stravinsky. En interessant om Debussy’s Golliwogs cakewalk uit Childrens Corner eens naast Gershwins eerste prelude te leggen.
En ten tweede, hoe zat dat juist met zijn opleiding? Zelf hield hij graag vol dat hij hét voorbeeld van de American dream was, iemand die nauwelijks enkele jaren pianoles gekregen had en zich van nul door hard wroeten heeft opgewerkt. Wie iets van muziek kent beseft dat dat in zijn geval niet het enige kan zijn.
En passant komen we bij de sleutelwerken van hem terecht die vandaag op de pupiter van onze muzikanten liggen.
Moishe Gershowitz en Roza Bruskina waren twee Joodse immigranten uit Oost-Europa, Gershwins vader kwam uit het huidige Oekraïne en moeder Rose was afkomstig uit Sint-Petersburg. Het waarom van hun vertrek naar de Verenigde Staten is heel eenvoudig: toenemend antisemitisme en een economische recessie. Rose en Morris Gershwin, dat zijn hun verengelste namen, hadden elkaar al eens ontmoet in Vilnius, Litouwen, maar trouwden in New York in 1895. Een jaar later werd zoon Ira geboren, George (die aanvankelijk Jakob heette) in ‘98.
Vader Morris was een man van 12 stielen en 13 ongelukken. Een schoenenverkoper even succesvol als Al Bundy, uitbater van een Turks badhuis, loodgieter, arbeider, manager van een rolschaatsbaan … Hij heeft het allemaal gedaan. Gezien hij altijd dicht bij zijn werk wilde wonen waren ze op het moment dat Georges 18 werd al 28 keer verhuisd. Gelukkig was Rose er om alles in het huishouden praktisch te bestieren. Zij was de steunpilaar van het gezin. In het gezin werd Russisch gesproken, Jiddisch, maar ook Engels. Morris sprak niet zo heel goed Engels, zoals blijkt uit het feit dat hij dacht dat een van Georges werken Fashion on the river heette, terwijl dat Fascinating rhythm bleek te zijn.
Veel muziek was er niet in het gezin. Vader Morris flierefloot, floot tout court op alles wat in zijn bereik lag, zong, en kon goed een trompet nadoen. Hij luisterde op zijn koffergrammofoon naar opera, naar Caruso, naar hupse operettes van Gilbert & Sullivan. Moeder Rose vond muziek a waste of time. George heeft het zo goed als allemaal zelf moeten ontdekken, niemand moedigde hem aan.
28 keer verhuizen, in New York betekent dat wat. En zeker in het geval van George. Er was geen speelgoed in huis voor de vier kinderen, Rose was niet echt een moederkloek, thuis was er voortdurend ruzie en school was niet echt aan de kleine George besteed. Hij zwierf door de smeltkroes van New York en Manhattan. Toen men het op latere leeftijd vroeg wat hij als kind zoals speelde antwoordde hij: “I played hooky.” Wat zoveel betekent als “Ik spijbelde.” Dat liet ook sporen na want het gebeurde dat hij titels van werken fout spelde in zijn handschriften. Lulluby bvb.
Maar door dat rondhangen deed hij wel muzikale indrukken op. Muziek voortgebracht door pianola’s bijvoorbeeld in de winkelcentra. (Een pianola is de merknaam van mechanische piano's zoals je die in de saloons van westernfilms zit, waarvan de toetsen vanzelf bewegen) De Melodie in F van Anton Rubinstein bijvoorbeeld, zijn eerste echte gedocumenteerde muzikale ervaring. Hij slorpte die muziek op. Net als die van het jiddische musicaltheater of de klezmer op Joodse bruiloften, vaak met een prominente rol voor de klarinet. De jonge George was een hyperactief kind, impulsief van karakter, maar ook atletisch. Hij was een fervent rolschaatser. Die rolschaatsen brachten hem tot in Harlem waar in de cafés een mengeling van marsen, ragtime, blues negro-spirituals en Ierse folk tot de jazz zouden leiden. Tussendoor pestte hij wat winkeliers en ging ook al eens op de vuist. Dat hij vroeg zijn neus brak, is nog altijd te zien op portretten van hem. (Schaf zeker een programmaboekje aan, het is een reproductie van een zelfportret van George) Op zijn tiende hoorde hij een medeleerling, Max Rosenzweig, de Humoresque van Dvorak spelen op viool. Daar wilde hij absoluut de vriend van worden. Dat was een ander soort muziek.
Echt schot in de zaak komt er op zijn twaalfde. Zijn tante had een piano gekocht en moeder Rose, hoewel ze muziek tijdverspilling vond, zou niet onderdoen. Ze dacht dat die aankoop goed besteed was, omdat broer Ira een brave stille jongen was, steeds met zijn neus in de boeken en de gedichten. Dus die piano zou hém wel interesseren. Maar van zodra die piano door het raam was gehesen was George er met geen stokken vanachter te krijgen. Hij kon geen noten lezen, maar speelde voortreffelijk. Hij had een bijzonder geoefende linkerhand. Hoe kon dat?
Ik had het daarnet over die pianola’s. Kleine George bestudeerde die bewegende toetsen, bewoog zijn vingers vanop afstand mee. Op die pianola’s kon je het tempo aanpassen, dus begon hij waarschijnlijk traag te observeren om dan hetzelfde sneller af te spelen. Volgende stap: je aanbieden als boodschapper bij een een pianohandelaar om vervolgens die opgedane kennis in ruil te mogen uitproberen in diens toonzaal. Een jongen van de straat, die trekt zijn plan.
Maar de piano maakte van hem een rustiger mens. Hij is lessen beginnen nemen, eerst bij een aantal mindere leraars, om bij Charles Hambitzer te belanden. Hij maakt er kennis met Bach, Chopin, Liszt en vooral Debussy. De gedurfde harmonieën van Debussy, die pikt hij gretig op.
Hij was snel goed genoeg om in de Joodse vakantiekoloniën, waar de gezinnen even New York ontvluchtten, in de hotels en resorts te gaan spelen. Vijftien was hij toen. (Niet Rhode Island, wel Catdhills Mountains, ook Joodse komieken). Kort daarop kon hij aan de slag in Tin Pan Alley, als muziekplugger. Tin Pan Alley was een plaats waar uitgevers van populaire muziek zich allemaal in elkaars buurt vestigden. En wat moest een muziekplugger doen? Bladmuziek aan de man brengen door die voor te spelen. Dus Georges leert de muziek van de toen populaire componisten kennen net als henzelf: Jerome Kern (Smoke gets in your eyes), Irving ‘White Christmas’ Berlin. Alexanders Ragtime Band (Berlin) was in die tijd bijzonder populair. Gershwin bleek ritmisch enorm sterk te zijn, en verfraaide de partituren al improviserend. In die periode smokkelden vrienden hem al eens Carnegie Hall binnen, waar hij de orkestmuziek ontdekte.
En hij begon muzikale invallen in een schriftje te noteren. Wat hem toen ook te binnen viel is dat hij dringend harmonielessen nodig had. Die zou hij krijgen van de Hongaarse violist Edward Kileny. Later ook harmonie en compositielessen bij Henri Cowell (experiment, avant-garde John Cage, 4’33’’), en Rubin Goldmark (Aaron Copland). Zijn eerste gepubliceerd werkje is ‘When You Want 'Em, You Can't Get 'Em, When You've Got 'Em, You Don't Want 'Em.’ Sophie Tucker, een zangeres die gespecialiseerd was in liederen over het harde leven, zorgde ervoor dat het gepubliceerd werd. Hij begint ook met het inspelen van pianorollen. Honderden! Dankzij die rollen kunnen we Georges pianospel natuurlijk vandaag de dag nog beluisteren (opletten die rollen zijn te manipuleren, je kan er meerdere malen op opnemen), er zijn er heel veel op YouTube te beluisteren.
Met het muziekpluggen kapt hij op een bepaald moment, hij was het hele Top 30-gebeuren, zeg maar, beu. Hij wou meer en komt in een vaudevilletheater terecht. Omdat hij ergens midden in een compositie de weg was kwijtgeraakt maakte een standupper hem belachelijk. George stapt buiten en komt nooit meer terug. Hij gaat aan de slag als pianorepetitor in een musicaltheater. Daar amuseert hij de crew met improvisaties, de koormeisjes vallen voor het feestbeest Gershwin. De pianopimp, noemden ze hem daar. (Pianopooier). Stilaan komen er liedjes van hem in Broadway-producties terecht. De grote doorbraak komt er als Al Jolson het lied Swanee in zijn voorstelling wil integreren. Het wordt een internationaal succes en het nummer levert Georges dat jaar 10.000 dollar aan royalties op. In de jaren daarop volgen knallers als Fascinating Rhythm, They can’t take that away from you, Love is here to stay, The man I love … Vaste tekstleverancier wordt zijn broer Ira.
Laat ons stilaan in de richting van Rhapsody in Blue gaan. Georges vroegste werk dat we straks zullen spelen.
Door het succes van Swanee mag Gershwin ook wat kunstjes in het Verenigd Koninkrijk opvoeren. Aan de grens vraagt de douanier: Gershwin, de man die Swanee schreef?
In Engeland was op dat moment ook de ‘King of Jazz’ Paul Whiteman op toernee. Die was net tot meest invloedrijke musicus verkozen. Beethoven stond op twee. Het zegt iets. Door in Europa op toernee te zijn ving hij op dat steeds meer zogenaamd serieuze componisten jazz in hun muziek verwerkten: Stravinsky, Ravel, Darius Milhaud … Bij Whiteman was de idee aan het rijpen om het elitaire klassieke concertpubliek eens op een jazzconcerto te trakteren. Nu, dat hing in de lucht. De mezzosopraan Eva Gauthier legde al eens graag een bommetje onder heilige huisjes. Tijdens een recital zong ze tijdens het eerste deel werken van Schönberg, Bartok en Hindemith. In het tweede deel kwam ze op met ontblote rug, heel wat pluimen en een andere begeleider: Gershwin. Een recensent schreef : Young mr Gershwin began to do mysterious and fascinating rhythmic and contrapunctual stunts’ Ze zong muziek van Berlin en Kern en eindigde met Swanee. Het moet leuk om te zien geweest zijn hoe het aanvankelijk gereserveerde publiek een glimlach op het gelaat kreeg. Het bisnummer was zijn eigen Do it again, tot tweemaal toe. Voor de kenners smokkelde hij er een thema uit Rimsky-Korsakovs Shéhérazade in.
4 januari 1924. George is aan het biljarten. Ira leest de krant: ‘Georges, ge staat in de Gazet, man.’ Het betrof een interview met Paul Whiteman die aankondigt een concert te organiseren, een maand later, onder de titel ‘What is American Music’. De broers lachen zich een breuk als ze lezen dat Rachmaninov in de jury zal zetelen. Maar hij verslikt zich in zijn koffie bij het lezen van de passage waarin Whiteman stelt dat George Gershwin bezig is met het componeren van een jazzconcerto voor dat concert. George is woest, maar het kwaad is geschied, hij heeft nog drie weken. Maar het jazzy pianoconcerto komt er, Rhapsody in blue. De titel haalde Ira bij een schilderij van Whistler ‘Nocturne in blue and green’. Blue blijft uiteraard overeind omdat het verwijst naar de blue notes in het werk, een typisch jazzfenomeen, waarbij men tonen om expressieve doeleinden laat afwijken van de precieze toonhoogte. Hij heeft het werk op tijd klaar, de orkestratie had hij overgelaten aan de vaste arrangeur van Whitemans orkest. Van daaruit is de roddel ontstaan dat Gershwin niet in staat was het zelf te orkestreren. Het werk begint met een iconische klarinetintro. De glissando was een inval van de klarinettist zelf, waarover Gershwin zei: die houden we erin. Net als de laughing clarinet-toon in de dalende lijn die erop volgt.
Het werk is een Rhapsody, een zeer vrije muzikale vorm, ‘niet moeilijk te schrijven', zei Gershwin, ‘als je maar genoeg deuntjes kan verzinnen.’ De deuntjes waren inderdaad het probleem niet, maar een gebrek aan structuur is hem door critici wel aangewreven. Maar uiteindelijk verzonk die kritiek in het niets omwille van de inventiviteit en de originaliteit van het werk.
Op die 12de februari zat de zaal afgeladen vol. Maar door een probleem met de verwarming of de luchtverversing begonnen mensen de zaal te verlaten op het moment dat de Rhapsody moest worden ingezet. Dat gebeurde, en ze kwamen op hun stappen terug. Ze hadden in de muziek New York herkend. In de haast was de pianopartij niet uitgeschreven en dus improviseerde George als solist erop los. Hij gaf telkens een knikje naar de dirigent als het orkest mocht invallen. Na het slotakkoord bleef het tien seconden muisstil, waarna de hel losbarstte. Sousa was daar, Rachmaninov, Kreisler, Godovski, ze vonden de muzikale caleidoscoop van Amerika geweldig. De smeltkroes, de weergaloze nationale energie, de blues, de gekte van de wereldstad NY, het zat er allemaal in. De Rhapsody had dit concert gered. En het werk werd vanaf dan overal herhaald. De VS was al een economische grootmacht. Maar deze Rhapsody in Blue heeft een enorme rol gespeeld in het culturele zelfbewustzijn van het land. Voordien kwam alles wat enigszins cultureel was vanuit Europa.
Over de daaropvolgende jaren ga ik kort zijn, hij schrijft musicals met zijn broer Ira. Voor Broadway is dat o.a. Lady be good met Fred Astaire. Het werd later hernomen in de Londense West End. Gershwin zat er naast King George VI. Hij werkt aan een pianoconcerto, hij wilde aantonen dat Rhapsody in Blue geen toevalstreffer was en bleef toenadering zoeken tot de wereld van de ernstige muziek. Hij ging hiervoor orkestratielessen volgen, hij had nog nooit voor symfonisch orkest geschreven. En hij bevestigde. De première was in Carnegie Hall, dat was al een overwinning op zich, maar hij was er intussen enorm op vooruitgegaan. Het werk toonde vooral een beter uitgekiende structuur.
Ik spring meteen naar 1927. Dan gaat Strike up the band in première. Deze musical flopte. Niet omdat de muziek niet in de smaak viel, integendeel, maar het publiek was 9 jaar na de grote oorlog nog bijlange niet klaar voor deze cynische oorlogssatire, het onderwerp lag nog veel te gevoelig. We spelen er straks wel muziek uit.
Nadien volgt het succesvolle Funny Face en een deugddoende vakantie in Parijs, waar hij Prokofiev, Poulenc, Ravel, Ibert, Stravinsky en Nadia Boulanger ontmoet. En hij hengelt naar acceptatie van hen. Aan Stravinsky vraagt hij om hem les te geven. Stravinsky antwoordt: “Hoeveel verdien je?” Gerswhin noemt een astronomisch bedrag. Stravinsky opnieuw: “Ik kan beter bij jou les volgen.” Nadia Boulanger, die hier vorig jaar ter sprake kwam als docente van Piazzolla, wou hem ook niet onderwijzen. “Mijn academisme zou je natuurlijk talent ondermijnen”, zei ze. En Ravel tenslotte, de man van de Bolero: “Waarom zou je een tweederangs Ravel willen zijn als je een eersteklas Gershwin kan zijn?”
Daar in Parijs werkt hij ook aan het orkestwerk An American in Paris. Daarin verwerkt hij de enorme indruk die de lichtstad op hem naliet, maar evengoed zijn heimwee naar de Verenigde Staten. Iconisch in dit werk zijn de toeterende claxons. Heel Parijs heeft hij afgeschuimd om in de garages claxons met de juiste toonhoogte te vinden. Het is ook een rapsodie, met invloeden van de ragtime en de charleston. Het ging opnieuw in première in Carnegie Hall, gespeeld door de New York Philharmonic en stond geprogrammeerd tussen werken van Franck, Lekeu en Wagner. We spelen het straks integraal voor jullie.
Ondanks de drooglegging bleef het een gouden tijd voor musicals. Er werd veel illegale drank gestookt, dat geld pompten gangsters graag in musicals op voorwaarde dat een van hun liefjes een mooie rol kreeg. Gershwin maakte nog Showgirl met het orkest van Duke Ellington. Omdat hij vaak clashte met dirigenten begon hij zelf te dirigeren. Ook de beurscrash van ‘29 kon het amusement niet tegenhouden. Girl Crazy had werkelijk een topcast met Glenn Miller, Benny Goodman en Jimmy Dorsey in het orkest. Op Girl Crazy is de Crazy for You ouverture gebaseerd waarmee de harmonie straks het concert zal openen. (I got rhythm) En daarna lonkt Hollywood waar hij zijn medewerking verleent aan o.a. de film Delicious, Shall we dance met Fred Astaire en Ginger Rogers.
Waar ik zeker nog eens bij moet stilstaan is zijn opera Porgy and Bess. Straks horen we daar een medley uit (Summertime - meest vertolkte aria uit operageschiedenis - A woman is a sometime thing, It ain’t necessarily so, Bess you is my woman, I got plenty o’ nuttin.) Die dateert van 1933 is gebaseerd op een boek dat het verhaal vertelt van Porgy, een gehandicapte zwarte straatbedelaar die in een kleine geïsoleerde zwarte gemeenschap woont in de nabijheid van Charleston. George maakt hiervoor een studiereis naar Charleston om er zich te mengen onder de zwarte bevolking. Grappig detail: om die reis te bekostigen maakte hij een radioshow die gesponsord werd door een bekend laxeermiddel. Hij wordt er volledig aanvaard, zingt en danst mee met de zwarten. Het bezorgt hem een golf van inspiratie. In Boston was de opera een groot succes, in Broadway moest hij om winstgevend te worden ingekort worden en dat kwam de kwaliteit niet ten goede. Het werk stootte ook op kritiek. Onder andere van Duke Ellington die beweerde dat geen enkele zwarte hierin zou trappen. Maar de kritieken waren toch overwegend positief. Men noemde het een mijlpaal in de ontwikkeling van een nationale operatraditie. Al bij al was het toch maar de eerste voorstelling in New York die toegankelijk was voor alle huidskleuren.
Die opera is een mijlpaal in het leven van deze componist dat al op 38-jarige leeftijd tot een einde kwam door een hersentumor. President Roosevelt liet de beste neurochirurg, die ergens op de oceaan zat, door de marine terughalen om Gershwin snel te opereren, maar hij kwam te laat.
Het is een bijzondere man geweest. Een enorme persoonlijkheid, een feestbeest. Dat was zijn manier om met de mensen te praten. Op feesten zat hij heel de avond achter de piano. Om die reden durfde Groucho Marx hem zelfs niet meer uitnodigingen, om niet de indruk te geven hem enkel uit te nodigen om piano te spelen. Hij ging ook om met de grootsten Jules Glancer van Cartier, Noël Coward, Maurice Chevalier, Roosevelt, King George, Chaplin. Altijd was hij de gangmaker. Hij danste, tapdanste, zong, was atletisch gebouwd en dus een vrouwenmagneet. Mede dankzij zijn hondenogen. Ik ben zelf nogal een fan van de films van de Marx Brothers en er zijn weinig vrouwelijke actrices uit die films die hij niet tussen de lakens heeft gekregen. Met Paulette Godard, de vrouw van Chaplin aasde hij op een huwelijk maar dat is niet gelukt. Ook niet met de componiste Kay Swift, zelfs niet nadat ze scheidde van haar man. Een ander droommeisje dat getrouwd bleek te zijn deed hem de volgende gedachte ontlokken: “als ik het niet zo druk had, zou ik het me aantrekken.” Het bleef een man van de vluchtige relaties. Voor de vrouwen die hij mee naar huis nam, componeerde hij een walsje. Niet zo indrukwekkend voor iemand bij wie de melodieën als paddestoelen uit de grond schoten. Hij verloor ooit eens een schrift met 40 liedjes. “Goh, ik schrijf wel nieuwe.” Hij was daar echt niet bescheiden over. “Ik ben een groter melodicus dan Schubert”, zei hij rechtuit. ‘Of tegen een taxichauffeur: “Een beetje voorzichtig, je hebt George Gershwin aan boord”. Niet dat hij verwaand was, hij beoordeelde zijn eigen werk met dezelfde afstandelijkheid als dat van anderen. Hij kwam daar mee weg. Maar tegelijk zei hij: “Ik zit niet te wachten op inspiratie, het is werken, hard werken.” Hij voelde zich dikwijls eenzaam. In Hollywood sliep hij dan wel in het bed van Greta Garbo. “Bij die gedachte lag ik nachtenlang wakker”, zei hij daarover. En hij schilderde, steeds fanatieker. Moest ook verhuizen omdat hij een groot collectionneur was geworden van schilderijen van Picasso, Gauguin en Modgliani.
Maar hij zal bovenal toch de man blijven die de muziektaal van de Amerikaan heeft aangewend om uitdrukking te geven aan die Amerikaanse ziel. Het was een eerlijke, directe man, ongekunsteld, met humor, ironie en speelsheid in zich en dat is allemaal in zijn muziek aanwezig. Ik hoop dat jullie dat straks allemaal mogen ervaren. Enorm leergierig, hij bleef studeren en lessen volgen. Eén van zijn laatste wapenfeiten was een Cubaanse ouverture na een reis naar Cuba, ook dan had hij weer specifieke lessen genomen. Wat had hij nog kunnen produceren? Veel: een symfonie en een strijkkwartet, daar had hij zeker plannen voor. Net als een vioolconcerto voor zijn vriend Jascha Heifetz. Maar die zijn er niet meer gekomen.
***
In het interview met dirigent Bart Picqueur en solist Marc Matthys, dat volgde na de inleiding, merkte Matthys op dat het een Belg was die de Europese première van Rhapsody in Blue heeft gespeeld: Jean (John) Ouwerx, een pianist die aan het Gentse conservatorium had gestudeerd en in New York Gershwin had ontmoet. Dat historische moment vond plaats in het Coliseum te Brussel op 18 november 1927.
***
Bronnen: Edward Jablonski, Gershwin in de spiegel van zijn tijd: Thijs Bonger, Componistenportretten: Gershwin (luisterboek), Wikipedia, Klara, The new Grove Dictionary of Music and musicians.